Energieverbruik in de land- en tuinbouw, 1990-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Binnen de land- en tuinbouw verbruikt de glastuinbouw verreweg de meeste energie. Het gaat dan vooral om aardgas. In de periode 2005-2009 hebben de glastuinders veel gasmotoren gekocht waarmee tegelijkertijd elektriciteit en warmte wordt opgewekt. Deze elektriciteit wordt voor een groot deel verkocht. De hoeveelheid ingekochte warmte is afgenomen.

Ontwikkeling aardgasverbruik in de glastuinbouw

Het energieverbruik fluctueert van jaar tot jaar door variaties in de buitentemperatuur. Over de lange termijn gezien daalt het aardgasverbruik tot en met 2006. Dat komt doordat nieuwe kassen beter isoleren.
Vanaf 2007 tot 2010 neemt het aardgasverbruik in de glastuinbouw weer toe. In die jaren is er een explosieve groei van het vermogen en het gebruik van installaties voor gelijktijdige opwekking van elektriciteit en warmte (warmtekrachtkoppeling). Het aardgas wordt dan niet meer alleen gebruikt om de kassen te verwarmen, maar ook om elektriciteit te maken. Vanaf 2006 verkoopt de glastuinbouw zelfs meer elektriciteit dan ze koopt. Daarnaast was 2010 een heel koud jaar. Na 2010 loopt het aardgasverbruik weer terug door een afname van de elektriciteitsproductie en doordat het niet meer zo koud was als in 2010.

Ontwikkeling gebruik van ingekochte warmte in de glastuinbouw

Het gebruik van warmte van buiten de landbouw voor de verwarming van kassen is vooral in de eerste helft van de jaren negentig sterk toegenomen. Het ging dan om het gebruik van restwarmte van externe bronnen zoals elektriciteitscentrales en om warmte van gasmotoren in eigendom van energiebedrijven geplaatst op de glastuinbouwbedrijven. Vanaf 1999 is het verbruik van aangekochte warmte aan het dalen. Het zelf exploiteren van een warmtekrachtinstallatie blijkt aantrekkelijker.

Energieverbruik overige landbouwsectoren

Het energieverbruik in de overige landbouwsectoren is een stuk lager dan in de glastuinbouw. Het gaat dan bijvoorbeeld om aardgas en andere fossiele brandstoffen voor de verwarming van varkens- en pluimveestallen en om elektriciteit voor de koeling van melk.
Het verbruik van fossiele brandstoffen voor verwarming is de laatste jaren afgenomen. Dat zou samen kunnen hangen met verbeterde isolatie van de stallen en een toename van het gebruik van hernieuwbare energie.

Brandstoffen voor tractoren

Land- en tuinbouwbedrijven in de open grond gebruiken ook redelijk wat brandstoffen voor tractoren en andere mobiele werktuigen. Exclusief het verbruik van loonwerkers (ongeveer 4,5 PJ) schommelt dit verbruik al jaren rond de 10 PJ. Dit verbruik is niet in de grafieken en tabellen van deze indicator opgenomen, omdat de mobiele werktuigen binnen het Compendium voor de Leefomgeving vallen onder de sector Verkeer en vervoer.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over het verbruik van energiedragers is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Energieverbruik in de land- en tuinbouw
Omschrijving
Ontwikkeling van het energieverbruik per energiedrager en sector in de land- en tuinbouw
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Landbouw-Economisch Instituut (LEI)
Berekeningswijze
Berekening door het LEI op basis van de Energiemonitor van de Nederlandse glastuinbouw 2012 (LEI, 2013), voor de overige landbouw aangevuld met gegevens over het energieverbruik uit het Bedrijveninformatienetwerk (BIN). Zie ook de korte onderzoeksbeschrijving Energieverbruik in de landbouw (CBS, 2011).
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Energieverbruik in de land- en tuinbouw, 1990-2012 (indicator 0013, versie 13,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.