Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte, 2000-2022

Van de plaatsingsruimte voor fosfaat is in 2022 landelijk 80 procent benut; voor stikstof is de benuttingsgraad 89 procent. Het bemestingsniveau voor stikstof uit dierlijke mest ligt in 2022 in één van de veertien gebieden boven de berekende plaatsingsruimte volgens de gebruiksnorm. 

Gebruik van stikstof uit dierlijke mest

In 2022 is er per hectare landbouwgrond gemiddeld 184 kg stikstof uit dierlijke mest gebruikt. De gemiddelde stikstofbemesting overschreed in één van de veertien landbouwgebiedsgroepen de berekende plaatsingsruimte voor dierlijke mest volgens de gebruiksnormen voor stikstof.
Op grond van de Nitraatrichtlijn mag 170 kg stikstof uit dierlijke mest worden gebruikt per hectare. De Europese Commissie staat Nederland verruiming van deze norm toe (derogatie) tot een bemestingsniveau van 250 kg stikstof per hectare. De hogere bemestingsnorm geldt alleen bij het gebruik van graasdiermest. Daarnaast moet het bedrijfsareaal tot en met 2013 voor minstens 70 procent en vanaf 2014 voor minstens 80 procent bestaat uit grasland. De derogatie voor zand- en lösspercelen in de provincies Overijssel, Gelderland, Utrecht, Noord-Brabant en Limburg is van 2014 tot en met 2022 beperkt tot 230 kg N per hectare.

Gebruiksnormen en plaatsingsruimte voor stikstof

Vanaf 2006 gelden er voor stikstof uit dierlijke mest afzonderlijke gebruiksnormen in kg stikstof per hectare landbouwgrond op basis van de Nitraatrichtlijn. De gebruiksnorm vermenigvuldigd met het areaal geeft de plaatsingsruimte voor dierlijke mest. De landelijke benutting van de plaatsingsruimte ligt vanaf dat jaar tussen 82 en 93 procent. In 2022 is de benuttingsgraad 89 procent. 

Gebruik van fosfaat uit dierlijke mest

In 2022 is per hectare landbouwgrond gemiddeld 61 kg fosfaat uit dierlijke mest gebruikt. De gemiddelde fosfaatbemesting was in geen van de veertien landbouwgebiedsgroepen hoger dan de berekende plaatsingsruimte volgens de gebruiksnormen voor fosfaat. Bij een eventuele overschrijding van de gebruiksnorm spelen de volgende factoren een rol: 

  • Vanaf 2015 worden de gegevens over de stallocaties gebruikt om de mestproductie aan de juiste regio toe te rekenen maar tot en met 2014 werd de mestproductie toegerekend aan de regio met de hoofdvestiging van het bedrijf.
  • Bij de afvoer van stikstof en fosfaat via fracties van gescheiden mest is tot en met 2017 afgeweken van de geregistreerde transportgegevens, waardoor een lagere afvoer door landbouwbedrijven werd berekend. Dit verklaart voor een groot deel de overschrijdingen van de plaatsingsruimte in sommige regio’s. Bij de wettelijk toegestane bemesting gaan boeren wel uit van de geregistreerde afvoer. Met ingang van 2018 is gecertificeerde bemonstering van de dikke fractie van gescheiden mest verplicht en is er geen reden meer om af te wijken van de geregistreerde mestafvoer.
  • Onzekerheden in het niveau van de fosfaatproductie, bijvoorbeeld door overschatting van het aantal dieren, de fosfaatproductie per dier of de mestafvoer leiden tot een grote onzekerheid in het gebruik van dierlijke mest in vee-intensieve regio's. 
  • Bedrijven houden rekening met coulance bij de handhaving en voeren te weinig mest af.

Gebruiksnormen en plaatsingsruimte voor fosfaat

Van de wettelijke plaatsingsruimte voor fosfaat is tussen 1998 en 2009 landelijk ongeveer 80 procent benut met fosfaat uit dierlijke mest. In de jaren daarna nam de benutting toe tot 95 procent in 2015. Na 2015 daalde de benuttingsgraad tot 80 procent in 2022. Regionaal zijn er grote verschillen binnen Nederland maar de onzekerheden in de mate van benutting nemen ook toe met name voor vee-intensieve regio’s. Om binnen de wettelijke plaatsingsruimte te blijven, voeren veel boeren een deel van hun fosfaatproductie af naar andere landbouwbedrijven of naar het buitenland. In 2022 is 55 procent van de fosfaatproductie afgevoerd.
De gebruiksnormen voor fosfaat zijn geleidelijk aangescherpt en sinds 2010 gedifferentieerd naar de fosfaattoestand van de bodem. Bij fosfaat heeft de jaarlijkse aanscherping van de normen tot 2013 geleid tot een verkleining van de plaatsingsruimte. 

Berekening gebruik stikstof en fosfaat in dierlijke mest

Het gebruik van stikstof en fosfaat is de hoeveelheid in geproduceerde mest plus de hoeveelheid in aangevoerde mest, verminderd met de hoeveelheid in afgevoerde mest. 
De stikstof in geproduceerde mest is berekend door de uitscheiding van stikstof te verminderen met de gasvormige verliezen die optreden in stallen en mestopslagen, zoals emissies van ammoniak en de afvoer van stikstof via het spuiwater van luchtwassers. Bij de berekening van de gasvormige verliezen in deze indicator zijn emissiefactoren toegepast uit het rekenmodel NEMA, maar in de mestwetgeving wordt gerekend met forfaitaire waarden.
De aan- en afvoer van mest is in principe gebaseerd op geregistreerde mesttransporten. Voor de fracties van gescheiden mest geldt tot en met 2017 een uitzondering. Bij deze mestsoorten is vastgesteld dat de geregistreerde afvoer van stikstof en fosfaat de werkelijke afvoer overschat. Daarom werd bij deze mestafvoer een lager stikstof- en fosfaatgehalte toegepast waardoor de berekende afvoer lager uitviel dan de geregistreerde afvoer. Dit verklaart voor een groot deel de overschrijdingen van de plaatsingsruimte in sommige regio’s. Met ingang van 2018 is gecertificeerde bemonstering van de dikke fractie van gescheiden mest verplicht. De fosfaatafvoer is om die reden met ingang van 2018 volledig gebaseerd op de geregistreerde afvoer. De stikstof in transporten van dunne mest is berekend op basis van de hoeveelheid fosfaat in de mesttransporten en de verhouding tussen stikstof en fosfaat in opgeslagen mest.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte

Omschrijving

De indicator geeft per landbouwgebiedsgroep een vergelijking van de bemestingsniveaus voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest met de plaatsingsruimte volgens de gebruiksnormen. De benuttingsgraad van de plaatsingsruimte voor stikstof en fosfaat uit dierlijke mest per landbouwgebiedsgroep in de jaren 2000 tot en met 2022.
Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek. 
De plaatsingsruimte wordt berekend als de som van het toegestane mineralenoverschot op een bedrijf (toegestane verlies) en de afvoer met het gewas. De stikstof die vervluchtigt tijdens de toepassing van de mest wordt in de berekening meegeteld, in tegenstelling tot de stikstof die vervluchtigt in de stal en tijdens opslag.

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Berekeningswijze

Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS) geeft een korte methodebeschrijving van het onderzoek.

Geografische verdeling

Er zijn diverse regionale indelingen: totaal Nederland, landsdelen, provincies, COROP-gebieden, landbouwgebiedsgroepen en groepen van landbouwgebieden, concentratiegebieden, stroomgebied districten, en gemeenten.

Andere variabelen

Transport van dunne en vaste mest per diercategorie, transport van stikstof, fosfaat en kalium in dierlijke mest, oppervlakte bemestbare landbouwgrond, plaatsingsruimte, resterende plaatsingsruimte, benuttingsgraad, gebruik mest en mineralen, mesttransport van en naar landbouwbedrijven, mest- en mineralenproductie.

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Achtergrondliteratuur

Transport en gebruik van mest en mineralen (CBS)

Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Gebruik stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en benutting van de plaatsingsruimte, 2000-2022 (indicator 0091, versie 25,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.