Nutriëntenoverschotten in de landbouw, 1970-2004

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De overschotten van stikstof en fosfor in de landbouw zijn sinds 1999 flink gedaald. In 2003 is er een stijging t.o.v. het jaar ervoor, met name veroorzaakt door een lagere gewasproductie als gevolg van een extreem droge zomer. In 2004 zet de dalende trend zich voort en komen de overschotten iets lager uit dan in 2002.

Tussen 1970 en 1986 toename overschotten door een intensievere landbouw

Tussen 1970 en 1986 veroorzaakt de gestegen import van krachtvoer voor de groeiende veestapel een toename van de nutriëntenoverschotten in de landbouw. Vooral het ontstaan en de groei van de niet-grondgebonden (intensieve) veehouderij op de zandgronden van het zuiden, oosten en midden van het land draagt hieraan bij.
Bij stikstof wordt dit nog versterkt doordat ook de gehalten in krachtvoer in die periode sterk zijn gestegen. Om in de groeiende behoefte aan ruwvoer te voorzien, is bovendien het gebruik van stikstofkunstmest toegenomen. De toename van het fosforoverschot door de groei van de veestapel is gedeeltelijk afgezwakt door de daling van het fosforgehalte van krachtvoer na 1975.

Overschotten sinds 1986 sterk gedaald

Na 1986 is het stikstofoverschot met circa 50% en het fosforoverschot met circa 65% afgenomen (2004). De daling van de nutriëntenoverschotten na 1986 is vooral een gevolg van de invoering van de Beschikking superheffing (1984). Hierdoor is het aantal runderen sterk afgenomen. Ook zijn de nutriëntengehalten in krachtvoer, vooral van fosfor, lager. Verder is het gebruik van stikstofmeststoffen aanzienlijk verminderd: in 2004 was het gebruik 40% lager dan in 1986.
Het fosforoverschot daalt gestaag, terwijl het stikstofoverschot tussen 1990 en 1998 nauwelijks afnam. De stagnatie in de daling van het stikstofoverschot komt doordat het mestbeleid in eerste instantie vooral gericht was op terugdringing van het fosfaatgebruik. Na de introductie in 1998 van het Mineralen Aangifte Systeem (MINAS: mineralenboekhouding voor zowel stikstof als fosfor waarbij bij verliezen boven van te voren vastgestelde normen heffing moet worden betaald) kwam de daling van het stikstofoverschot weer op gang.

Overschotten 2004

De overschotten in 2004 zijn sterk gedaald ten opzichte van het jaar ervoor: stikstof met 14% en fosfor met 35%. Deze daling is vooral veroorzaakt door een hogere gewasproductie ten opzichte van 2003 (in 2003 was de gewasproductie erg laag door de extreem droge zomer). In 2004 bedraagt het overschot voor stikstof 60% en voor fosfor 35% van de totale aanvoer van mineralen. Dit is een verbetering sinds de invoering van MINAS. In 1997 was dit voor stikstof nog 70% en voor fosfor 55%.

Relevantie

De stikstof- en fosforoverschotten uit de landbouw accumuleren vooral in de bodem. Een deel spoelt uit naar het grondwater, terwijl ook een deel naar de lucht verdampt als stikstofverbindingen (o.a. ammoniak).

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
Het mineralenoverschot wordt bepaald door de aan- en afvoer van meststoffen. De afvoer met gewassen is behalve van de mate van bemesting en grondsoort ook afhankelijk van de weersomstandigheden. Jaarlijks kunnen de gewasopbrengsten door veranderde weersomstandigheden sterk van elkaar afwijken met als gevolg schommelingen in de overschotten.Een korte methodebeschrijving van het onderzoek waaruit de gegevens komen, geeft het artikel Balansen van mineralen en zware metalen (CBS, 2006a).
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
23
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Nutriëntenoverschotten in de landbouw, 1970-2004 (indicator 0096, versie 07,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.