Mestproductie door de veestapel, 1986-2015

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Als gevolg van diverse wettelijke regelingen is de productie van dierlijke mest door de Nederlandse veestapel na 1986 gedaald. Bijna 80 procent van de mestproductie is afkomstig van rundvee, 15 procent van varkens en 5 procent van pluimvee en overige diercategorieën. Vanaf 2008 is de mestproductie door rundvee, en daarmee de totale mestproductie weer licht toegenomen.

Sterke groei mestproductie tot 1986

Tot halverwege de jaren tachtig van de vorige eeuw is door de groei van de veestapel de productie van dierlijke mest sterk toegenomen. In 1986 lag de totale mestproductie 39 procent boven het niveau van 1970. Als gevolg van diverse wettelijke regelingen is de productie van dierlijke mest na 1986 weer gedaald. Inmiddels is de totale mestproductie weer terug op het niveau van begin jaren zeventig. Sinds de invoering van de Superheffing in 1984 is door inkrimping van de melkveestapel de mestproductie van rundvee met een kwart gedaald.

Mestproductie laatste jaren licht toegenomen

In de periode 2003 tot en met 2007 is de mestproductie vrijwel constant. In 2008 en de jaren erna is de mestproductie iets groter dan in de jaren voor 2008. Dit komt door een toename van het aantal koeien, varkens en kippen. De mestproductie is in 2015 (voorlopig cijfer) 2,6 procent hoger dan in 2014. Deze groei komt vooral voor rekening van de melkveehouderij en vloeit voort uit de afschaffing van het melkquotum per 1 april 2015.

Bijdragen van de verschillende dieren aan de mestproductie

Bijna 80 procent van de mest is afkomstig van rundvee. Het aandeel van varkens (15 procent) en pluimvee en overige categorieën (5 procent) in de mestproductie is een stuk geringer. Doordat de varkens- en pluimveehouderij niet-grondgebonden (intensieve veehouderij) zijn, dragen zij in belangrijke mate bij aan het mestoverschot.

Beleid

Door de invoering van het melkquotum (Beschikking Superheffing, 1984) kromp de melkveestapel in de afgelopen decennia. De gemiddelde melkproductie per koe neemt immers jaarlijks toe waardoor de productie van het melkquotum met steeds minder koeien werd gehaald. Daarmee is ook de productie van mest door rundvee verminderd. Op 1 april 2015 is het melkquotum afgeschaft en hiervoor in de plaats worden fosfaatrechten ingevoerd.
De mestwetgeving omvat allerlei regelingen om het gebruik van de mineralen stikstof en fosfaat in de mest te verminderen. Basis is de Europese Nitraatrichtlijn (1991). Per 1 januari 2006 is het Mineralenaangiftensysteem MINAS (vanaf 1998) vervallen en vervangen door een nieuw mestbeleid. De belangrijkste onderdelen hiervan zijn:

  • Gebruiksnormen voor de hoeveelheden stikstof en fosfaat uit dierlijke mest en kunstmest die toegepast mogen worden bij de teelt van gewassen.
  • Gebruiksvoorschriften voor de manier waarop mest wordt toegepast en de perioden waarin dit gebeurt. Zo komt de mest op het juiste moment en op de meest efficiënte manier bij gewassen terecht en wordt verlies naar het milieu beperkt.
  • Een stelsel van dierrechten dat grenzen stelt aan het aantal dieren dat mag worden gehouden. Zo wordt voorkomen dat er meer mest geproduceerd wordt dan nuttig gebruikt kan worden bij de teelt van gewassen.
  • Regels voor de afvoer van mest van veehouderijbedrijven. Zo is altijd bekend waar de mest vandaan komt en naartoe gaat en wordt 'dumpen' van mest voorkomen.

Relevantie

Overmatig gebruik van mest - zowel dierlijke mest als kunstmest - zorgt voor te veel stikstof en fosfaat in bodem, grondwater en oppervlaktewater. Dat heeft negatieve gevolgen voor bijvoorbeeld de natuurlijke soortenrijkdom en de drinkwaterbereiding.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over de productie van dierlijke mest is te vinden in de database StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Mestproductie door de veestapel
Omschrijving
Ontwikkeling van de totale productie van dierlijke mest door de Nederlandse veestapel, alsmede van de productie van dunne en vaste mest door rundvee, varkens, pluimvee en "overige" diercategorieën (schapen en geiten, paarden en pony's, pelsdieren en konijnen).
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Berekening op basis van de aantallen dieren in de Landbouwtelling van het CBS en factoren voor de mestproductie per dier. Het artikel Gestandaardiseerde berekeningsmethode voor dierlijke mest en mineralen 1990-2008 (CBS, 2010) geeft een uitgebreide beschrijving van de onderzoeksmethode. Een korte onderzoeksbeschrijving is te vinden in het artikel Productie van dierlijke mest en mineralen (CBS, 2006).
Geografische verdeling
Nederland, provincies, landbouwgebieden, concentratiegebieden, stroomgebieddistricten.
Andere variabelen
Mestproductie per diercategorie, mineralenuitscheiding per diercategorie, gasvormige stikstofverliezen, areaal bemestbare grond, omvang veestapel per diercategorie.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
29
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
28
versie‎
26
versie‎
24
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Mestproductie door de veestapel, 1986-2015 (indicator 0104, versie 17,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.