Verzurende depositie, 1990-2015

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De verzurende depositie bedroeg in 2015, gemiddeld over Nederland zo'n 2400 mol potentieel zuur per ha. De depositie is sinds 1990 met 57% afgenomen. Dat was vooral te danken aan vermindering van de uitstoot van zwaveldioxide.

Landelijk beeld 2015

Regionaal komen grote verschillen voor in de depositie van verzurende stoffen. In het IJmondgebied kan de zuurdepositie tot maximaal 5.500 mol per hectare oplopen. Dit wordt veroorzaakt door de emissie van zwaveldioxide (SO2) door de sector basismetaal. In de Gelderse Vallei en de Peel komen depositiepieken van 4.500 mol respectievelijk 5.000 mol per hectare voor door de hoge ammoniakuitstoot (NH3) van de intensieve veehouderij ter plaatse. Verder vertonen de depositiekaarten duidelijke verhogingen in het stedelijk gebied als gevolg van de lokale verkeersemissies van stikstofoxiden (NOx).

Trend

De landelijk gemiddelde depositie van verzurende stoffen is sinds 1990 gehalveerd. In 1990 bedroeg de zure depositie, gemiddeld over Nederland, nog 4.446 mol per hectare. Dit is in 2015 tot 2.222 mol per hectare gedaald.

De depositie van verzurende stoffen is vooral afgenomen door de sterke reductie van de uitstoot van zwaveldioxiden. De emissies van stikstofoxiden en ammoniak zijn ook gedaald, maar minder sterk. Het relatieve belang van de stikstofverbindingen (afkomstig van de emissies van ammoniak en stikstofoxiden) in de zuurdepositie, is door deze ontwikkelingen toegenomen van 52% in 1990 naar 72% in 2015. De Nederlandse landbouw draagt inmiddels 30% bij aan de verzurende depositie.


Belangrijke oorzaken van de daling van de depositie zijn:

  • Een sterke afname van de zwaveldioxide-emissie in binnen- en buitenland. Bewerkstelligd door de overschakeling van kolen of olie op gas door raffinaderijen en energiecentrales en door maatregelen als rookgasontzwaveling. De reductie van de SO2-emissie in Nederland sinds 1990 bedraagt 85%;
  • De emissie van stikstofoxiden in Nederland daalde sinds 1990 met 61%; Deze daling is het resultaat van maatregelen bij het verkeer (o.a. invoering katalysator), bij de industrie en in de energiesector.
  • De emissie van ammoniak door agrarische bronnen in Nederland is sinds 1990 met 64% gedaald. Deze emissiedaling is het gevolg van maatregelen zoals verbeterde voersamenstelling, het gebruik van emissiearme stallen, het afdekken van mestsilo's en het direct onderwerken van mest bij de aanwending.


Variaties in meteorologische omstandigheden kunnen, bij gelijke emissies, overigens tot jaarlijkse fluctuaties in de depositie van de orde van grootte van 10% leiden. Voor meer gedetailleerde informatie over de ontwikkeling van de emissies van verzurende stoffen in Nederland zie Grootschalige luchtverontreiniging de "National Emission Ceilings": emissies, 1990 - 2021.

Voor informatie over het beleid op het terrein van verzurende stoffen zie de indicator Vermesting en verzuring: beleid.

Voor informatie over de effecten van verzurende stoffen zie de indicator Vermesting en verzuring: oorzaken en effecten.

   

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Verzurende depositie
Omschrijving
Verzurende depositie in Nederland per 1 x 1 km.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
Zie rapportage over de uitkomsten van de GCN-berekeningen. De trend is jaarlijks uitgebreid met een extra punt (jaar) welke is bepaald in het kader van de actualisatie van de grootschalige concentratie- en depositiekaarten. Deze hele reeks wordt dus niet jaarlijks geactualiseerd, waardoor er inconsistenties in de trend kunnen ontstaan. Deze inconsistenties worden deels gecompenseerd door kalibratie aan de hand van metingen.
Basistabel
Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM
Geografische verdeling
De kaart en de trend zijn gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen.
Andere variabelen
Stikstofdepositie
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2016. (Velders et al., 2016; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1] De mate van verzuring in Nederland wordt uitgedrukt in zogenoemd potentieel zuur. Potentieel zuur is gedefinieerd als de maximale verzuring, die zwaveldioxide, stikstofoxiden en ammoniak en hun omzettingsproducten in bodem en water teweeg kunnen brengen. De daadwerkelijke verzuring in bodem en water kan lager zijn en hangt af van een aantal processen en van de opname van de stoffen door planten. 2] Het vermogen van een stof om verzurend te werken, wordt uitgedrukt in zuur-equivalenten per hectare (z-eq/ha). Een zuur-equivalent is een maat voor de hoeveelheid zuur (H+ in mol/ha) die kan ontstaan in bodem of water. Hierbij geldt: 1 mol zwaveldioxide levert 2 mol zuur, 1 mol stikstofoxiden levert 1 mol zuur en 1 mol ammoniak levert 1 mol zuur. 3] Er is soms verwarring over de verzurende werking van ammoniak. In de atmosfeer nemen we aan dat ammoniak zuur neutraliseert. Komt ammoniak (of het omzettingsproduct ammonium) echter in de bodem dan kan het omgezet worden in salpeterzuur. Er is dan alsnog een verzurend effect.
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1990-2015: C (Schatting met modelberekeningen, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd).

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
21
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Verzurende depositie, 1990-2015 (indicator 0184, versie 16,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.