Afvalproductie en wijze van verwerking, 1985-2001

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Ontwikkeling hoeveelheid geproduceerd afval

De totale hoeveelheid afval in 2001 bedraagt 57,9 miljard kg. Vanaf 1998 is de groei van de totale hoeveelheid afval gering, gemiddeld 0,5% per jaar. In 2001 is de hoeveelheid zelfs nagenoeg gelijk gebleven ten opzichte van 2000. Een belangrijke oorzaak van de geringe groei is, dat de lozing van fosforzuurgips sinds 1998 is afgebouwd en in 2000 is beëindigd. In 1998 werd nog bijna 1,5 miljard kg geloosd. Fosforzuurgips is een afvalstof van de productie van kunstmest. De hoeveelheid afval van de industrie is nu minder dan in het midden van de jaren negentig. In 2001 is voor het eerst sinds jaren de hoeveelheid afval van consumenten niet meer gegroeid.

Doelstellingen storten en hergebruik bijna gehaald

De doelstellingen voor 2000 zijn bijna gehaald. In 2000 werd ongeveer 5 miljard kg afval gestort, ruim 8% van het totale aanbod. Het percentage hergebruik bedroeg 78,5%. In het derde Nationaal Milieubeleidsplan (VROM, 1997) formuleerde het kabinet de volgende doelstellingen voor 2000:

  • maximaal 4 miljard kg afval wordt gestort;
  • 80% van het afval wordt hergebruikt.

De sterke reductie van de hoeveelheid gestort afval, in 1990 nog 14 miljard kg, is bereikt door bevordering van de gescheiden inzameling en het hergebruik van afvalstoffen, uitbreiding van de verbrandingscapaciteit, het invoeren van stortverboden en belasting op het storten van afval.

Ontwikkeling verbrand afval

De hoeveelheid verbrand afval is sinds het begin van de jaren negentig bijna verdubbeld. In 2001 werd 13% van het afval verbrand. De cijfers voor verbranden hebben betrekking op afvalverbrandingsinstallaties, installaties voor de verbranding van slib en gevaarlijk afval en verbranding in eigen beheer binnen de industrie.

Beleidsdoelen 2012

In het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) (VROM, 2002) zijn als doelstellingen voor 2012 opgenomen:

  • het versterken van de reeds bereikte relatieve ontkoppeling van het bruto binnenlands product en het totale afvalaanbod door voortzetting en intensivering van het preventiebeleid;
  • opvoeren van het percentage nuttige toepassing van afvalstoffen tot 83% in 2012;
  • beperking van de hoeveelheid te verwijderen afvalstoffen tot 9,5 miljard kg, waarvan 2 miljard kg te storten afval.

Methodiek

In bovenstaande grafiek, de beleidsindicator afvalbeheer, vindt u onder meer informatie over de totale hoeveelheid gestort afval. De cijfers zijn exclusief verontreinigde grond en baggerspecie. De hoeveelheid gestort afval in de grafiek wijkt af van de hoeveelheid, die in Stortplaatsen, aantal en capaciteit, 1991-2020 wordt vermeld. Daarin wordt de gestorte hoeveelheid verontreinigde grond en baggerspecie wel meegenomen.

Bronnen

  • De cijfers over afval zijn geleverd door het Afval Overleg Orgaan (AOO) en zijn afkomstig uit zeer verschillende bronnen. Enkele belangrijke referenties zijn:
  • CBS (2002a). Statline. Gemeentelijke afvalstoffen; hoeveelheden. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen.
  • CBS (2002b). Statline. Bedrijfsafvalstoffen. Centraal Bureau voor de statistiek, Voorburg/Heerlen.
  • CBS (2002c). Statline. Zuivering van afvalwater. Centraal Bureau voor de Statistiek, Voorburg/Heerlen.
  • RIVM (2002). Milieubalans 2002. Kluwer, Alphen aan den Rijn.
  • VROM (1997). Nationaal Milieubeleidsplan 3. Ministerie van VROM, Den Haag.
  • VROM (2002). Landelijk Afvalbeheerplan. Ministerie van VROM, Den Haag.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Afvalproductie en wijze van verwerking, 1985-2001 (indicator 0204, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.