Geluidhinder: ernstige hinder, 1993 - 2003

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd.

Er is geen nieuwe data meer beschikbaar.

Informatie over geluidhinder per bron is te vinden bij

Wegverkeer is de belangrijkste bron van ernstige geluidhinder in Nederland. Het aantal gehinderden door wegverkeer is in de periode 1993-2003 toegenomen tot 29%.

Ernstige geluidhinder door wegverkeer neemt verder toe

In 2003 ondervond 29% van de Nederlanders ernstige hinder door geluid van één of meerdere wegverkeersbronnen. Dit zijn naar schatting 3,7 miljoen Nederlanders van 16 jaar en ouder. In 1993 was nog 25% ernstig gehinderd. Dit blijkt uit de landelijke hinderinventarisatie (Franssen et al., 2004), die eens in de 5 jaar wordt gehouden door het RIVM en TNO.
Wegverkeer is de belangrijkste bron van geluidhinder in Nederland, gevolgd door buren en vliegverkeer (12% ernstige hinder). Van alle bronnen van wegverkeer veroorzaken brommers de meeste ernstige geluidhinder. Met 19% staan ze op de eerste plaats in de top tien van meest hinderlijke geluidsbronnen, gevolgd door motoren (11% ernstige hinder) en vrachtauto's (10% ernstige hinder). Het percentage ernstige geluidhinder door deze bronnen is tussen 1998 en 2003 verder toegenomen.

Andere cijfers over geluidhinder

Het CBS peilt jaarlijks de geluidhinder onder de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder. Omdat geluidhinder op een andere manier wordt gemeten en omdat er andere bronnen worden meegenomen, zijn de resultaten van het CBS onderzoek niet zonder meer te vergelijken met de uitkomsten van de landelijke hinderinventarisatie van RIVM en TNO. Volgens de Geluidhinder per bron, 2021 (CBS, 2006) gaf 31% van de bevolking in 2004 aan 'last' of 'soms last' te hebben van geluid van wegverkeer.

Beleid

Geluidbelasting wordt veelal bepaald door keuzes die op lokaal niveau gemaakt worden. Bovendien moet op lokaal niveau bepaald worden wat de gewenste kwaliteit van gebieden is. Daarom is het belangrijk dat gemeentes meer ruimte en mogelijkheden krijgen om hun verantwoordelijkheden te nemen bij het beperken en voorkomen van geluidhinder. Ter ontwikkeling van nieuwe aanpakken en het breed verspreiden van kennis wordt een innovatieprogramma voor lokale geluidsmaatregelen opgestart. Tevens worden zo mogelijkheden geboden om burgers beter te betrekken bij het geluidbeleid in hun gemeente. Op internationaal en nationaal niveau moeten bronmaatregelen ter voorkoming van geluidsoverlast beter worden benut. Eisen voor geluidemissies moeten worden aangescherpt. Bij de uitvoering van het vastgestelde beleid resteren tot 2020 nog ongeveer 50.000 woningen met een te hoge geluidsbelasting. In de periode 2010-2020 zullen extra middelen worden ingezet om deze woningen aan te pakken (VROM, 2006).

Bronnen

  • CBS (2006). Statline: Milieuhinder, milieugedrag en milieubesef van personen:geluidshinder 1997/2004. CBS, Voorburg/Heerlen
  • Franssen, E.A.M., J.E.F. van Dongen, J.H.M. Ruysbroek, H. Vos, R. Stellato (2004). Hinder door milieufactoren en de beoordeling van de leefomgeving in Nederland. Inventarisatie Verstoringen 2003. RIVM Rapport 815120001
  • VROM (2006). Toekomstagenda Milieu: Schoon, slim , sterk. Ministerie van VROM, Den Haag.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Geluidhinder: ernstige hinder, 1993 - 2003 (indicator 0294, versie 05,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.