Energiebesparing in Nederland, 1995-2004

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De energiebesparing in Nederland bedroeg in de periode 1995 - 2004 gemiddeld 1,0% per jaar. De Nederlandse doelstelling voor energiebesparing, 1,3% per jaar, is daarmee de afgelopen jaren nog niet gehaald.

Ontwikkeling van de energiebesparing

De energiebesparing in Nederland bedroeg in de periode 1995 - 2004 gemiddeld 1,0% per jaar. Het energiebeparingstempo laat hiermee een stabilisatie zien. Het energiebesparingstempo wordt voornamelijk bepaald door de energieprijzen en het besparingsbeleid.

Beleid

Het Ministerie van Economische Zaken heeft de doelstelling voor energiebesparing vastgesteld op 1,3% per jaar voor de periode 1995 - 2020. Deze doelstelling sluit aan bij de nieuwe methodiek voor het vaststellen van energiebesparingscijfers. Deze methodiek is in 2002 ontwikkeld door de instituten CBS, NOVEM, ECN, RIVM en CPB en vastgelegd in het Protocol Monitoring Energiebesparing (PME). De doelstelling draagt bij aan het realiseren van internationale afspraken rond de klimaatproblematiek.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
Energiebesparing is gedefinieerd als 'het uitvoeren van dezelfde activiteiten of vervulling van dezelfde functies met minder energiegebruik'. Om de energiebesparing vast te kunnen stellen moet dus worden bepaald hoe groot het energiegebruik zou zijn geweest als er niet zou zijn bespaard. Dit is het zogenaamde referentiegebruik. Het verschil tussen het gerealiseerde energiegebruik en het referentiegebruik is dan de besparing. In het protocol wordt dit principe toegepast voor zes eindgebruiksectoren (industrie, transport, huishoudens, diensten, landbouw en raffinaderijen), de energiesector en voor Nederland als geheel. De besparing wordt stapsgewijs als volgt bepaald:
besparing bij de energievraag bij eindgebruiksectoren, op basis van het verschil tussen het referentiegebruik en het gerealiseerde gebruik;
besparing bij de energieconversie bij eindgebruikers door de effecten van efficiëntere conversie bij eindgebruikers door warmte/kracht installaties;
besparing bij de energieconversie in de energiesector.Met deze methode kan voor ieder jaar een besparingscijfer ten opzichte van een basisjaar, in dit geval 1995, worden berekend. Om een besparingscijfer te krijgen dat minder gevoelig is voor jaarlijkse schommelingen, wordt voor ieder jaar een driejaarlijksgemiddelde bepaald van het betreffende jaar en de twee jaren ervoor. De gepresenteerde onzekerheid bestaat uit de onzekerheid in de energiestatistieken en de onzekerheid in het bepalen van het energiegebruik-voor-besparing. Deze twee gecombineerd geeft de uiteindelijke onzekerheid van de cijfers.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
07
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Energiebesparing in Nederland, 1995-2004 (indicator 0435, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.