Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Bestanddelen van deeltjesvormige luchtverontreiniging ('stof') kunnen schadelijk zijn voor de menselijke gezondheid. Tot de bestanddelen van deeltjesvormige luchtverontreiniging behoren onder andere fijn stof (PM10), de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5), maar ook chemische herkenbare bestanddelen als PAK (waaronder benzo[a]pyreen), (zware) metalen, organische stoffen, zouten, maar ook water.

Deeltjesvormige luchtverontreiniging?

De deeltjes die deel uitmaken van deeltjesvormige luchtverontreiniging, verschillen in grootte en samenstelling. Veel deeltjes zijn zo klein zijn dat ze door de mens kunnen worden ingeademd en zijn daarom relevant in termen van gezondheidseffecten. Het gaat met name om deeltjes met een diameter van ongeveer 10 µm en kleiner. Een relevante meetgrootheid voor fijn stof, PM10, is hierop geënt. PM staat voor particulate matter en 10 voor de hiervoor genoemde deeltjesdiameter. Zo is er ook PM2,5 dat bestaat uit deeltjes met een diameter van ongeveer 2,5 µm en kleiner.

Fijn stof komt bij inademing op verschillende plaatsen in de luchtwegen en longen terecht. In het algemeen geldt: hoe kleiner de deeltjes, hoe dieper zij in de luchtwegen en longen doordringen. PM2,5 wordt onder andere daarom als gezondheidsrelevanter beschouwd dan PM10. Echter, de gezondheidskundige relevantie van het grove deel van het fijn stof, met een diameter tussen 2,5 en 10 µm, is niet te verwaarlozen. Voor fijn stof zijn er luchtkwaliteitsnormen. Daarnaast zijn er voor een aantal andere stoffen die op deeltjes in de lucht voorkomen specifieke luchtkwaliteitseisen. Dit laatste geldt voor benzo[a]pyreen en de zware metalen arseen, cadmium, nikkel en lood.

 

Fijn stof ingedeeld naar oorsprong

Fijn stof is een verzamelterm. Het bestaat uit een scala van stoffen die op verschillende wijze in de lucht terechtkomen. Op basis hiervan wordt - vooral met het oog op beleid - een primaire en een secundaire fractie onderscheiden:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct door menselijk handelen en/of natuurlijke processen in de lucht worden gebracht. De belangrijkste bronnen hiervan zijn transport, industrie en landbouw. De zee vormt in kustgebieden een belangrijke natuurlijke bron voor fijn stof in de vorm van zeezoutdeeltjes. Ook opwaaiend bodemstof is deels van natuurlijke oorsprong.
  • De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht. Hierbij spelen zowel gassen als reeds aanwezige deeltjes een rol. Ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische stoffen (VOS) zijn bij deze reacties de belangrijkste gassen.


Meer informatie is te vinden in het rapport 'Fijn stof nader bekeken'. Dit is een rapport waarin de feiten over fijn stof in samenhang worden gepresenteerd. Daarnaast is een achtergrondrapport 'PM10 in Nederland' verschenen waarin de rekenmethodiek, concentraties en onzekerheden worden behandeld. Rond de fijnere fractie van fijn stof (PM2.5) zijn een tweetal verkenningen uitgebracht 'PM2.5 in the Netherlands. Consequences of the new European air quality standards' en 'Attainability of PM2.5 air quality standards, situation for the Netherlands in a European context'. De gegevensbasis rond de samenstelling en bronnen van PM10 en PM2,5 in Nederland is vergroot door onderzoeken met name in het kader van het Beleidsgericht Onderzoeks Programma fijn stof, BOP I en II.

Gezondheidseffecten van fijn stof

De gezondheidseffecten die optreden door langdurende blootstelling aan fijn stof (op een tijdschaal van vele jaren) zijn moeilijk te bepalen en onzeker. Er is weinig onderzoek dat specifiek is gericht op de Europese of Nederlandse situatie. Dit maakt het moeilijk om een schatting van de omvang van gezondheidseffecten voor Nederland te maken. Als Amerikaanse studies geldig worden verklaard voor Europa dan is de schatting dat langdurende blootstelling aan fijn stof leidt tot een levensduurverkorting in de orde van een jaar gemiddeld voor de hele Nederlandse bevolking in vergelijking tot een leven lang zonder fijn stof. Er zijn risicogroepen waarvoor deze schatting hoger uit zal vallen, bijvoorbeeld mensen met een hartaandoening.

Gezondheidseffecten die optreden bij kortdurende verhoogde blootstelling aan fijn stof zijn beter bekend, ook omdat hierover Nederlandse gegevens beschikbaar zijn. Deze effecten treden op als gevolg van blootstelling aan fijn stof gedurende enkele dagen. Gezondheidskundige studies, die de effecten van kortdurende blootstelling aan fijn stof belichten, wijzen uit dat in Nederland jaarlijks enige duizenden mensen vroegtijdig overlijden. De duur van deze levensverkorting is vermoedelijk kort: enkele dagen tot maanden, dus ruwweg tien maal minder dan langdurige blootstelling aan verhoogde fijnstofconcentraties. Fijn stof heeft effect op onder andere hart- en longfuncties. Zo wordt 1 à 2 procent van de spoedopnamen voor long- of hart- en vaataandoeningen in Nederland toegeschreven aan fijn stof. Dergelijke resultaten zijn niet alleen in Nederland, maar overal op de wereld gevonden en ze zijn vrij robuust.

Epidemiologisch onderzoek heeft sterke aanwijzingen opgeleverd dat er geen drempelwaarde is voor fijnstofconcentratie waaronder geen gezondheidseffecten zijn; de ernst en omvang nemen evenredig af met de concentratie. Dit betekent dat, hoewel de luchtkwaliteit verbetert met elke concentratievermindering, er geen grote gezondheidswinst mag worden verwacht bij een daling van de fijnstofconcentratie van net boven een grenswaarde naar net eronder.

Fijn stof is een mengsel van veel verschillende soorten chemische bestanddelen afkomstig van een scala aan antropogene en natuurlijke bronnen. Zowel fijn stof (PM10) als het fijnere deel van fijn stof (PM2,5) zijn geassocieerd met gezondheidseffecten. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) beschouwt PM2.5 als schadelijker voor de gezondheid dan PM10 (WHO, 2006a). Welke chemische bestanddelen van fijn stof de oorzaak zijn van de gezondheidseffecten, is echter grotendeels nog onbegrepen, hoewel er aanwijzingen zijn dat vooral de kleinere deeltjes schadelijk zijn.

Huidig onderzoek wijst namelijk in de richting dat in ieder geval de kleine (zwarte) roetdeeltjes bij gezondheidsschade van belang zijn. Het gaat hier om deeltjes die vrij komen bij verbrandingsprocessen zoals bij alle verkeersvormen, energieopwekking, raffinaderijen, bij houtkachels en sommige industriële activiteiten. Andere bestanddelen van fijn stof zoals zeezout en mogelijk ook de sulfaat- en nitraatfractie in fijn stof zijn misschien weer minder schadelijk. Ondanks de mogelijke verschillen in schadelijkheid tussen bestanddelen van fijn stof (WHO, 2006b) gaat de Wereldgezondheidsorganisatie er vooralsnog van uit dat in het heterogene fijnstofmengsel van zowel PM10 als PM2.5 elke component gezondheidskundig even belangrijk is. Dit is dan ook tot nu toe steeds als uitgangspunt bij de risicoschattig genomen. Hierbij speelt een rol, dat onbekend is wat de effecten zullen zijn op de gezondheid bij vermindering van de individuele bestanddelen.

       

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid
Omschrijving
Toelichting op het Nederlandse en Europese beleid op het terrein van de deeltjesvormige luchtverontreiniging
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
Berekeningswijze
Niet van toepassing
Basistabel
Niet van toepassing
Geografische verdeling
Niet van toepassing
Andere variabelen
Niet van toepassing
Verschijningsfrequentie
Eenmaal per 1-2 jaar
Achtergrondliteratuur
Zie bij Literatuur
Opmerking
Geen
Betrouwbaarheidscodering
Niet van toepassing

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten (indicator 0474, versie 08,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.