Hernieuwbare elektriciteit, 1990-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

In 2014 bedroeg de productie van hernieuwbare elektriciteit 11,79 miljard kWh, of wel 10,0 procent van het totale elektriciteitsverbruik in Nederland. Dat is, gemeten in kilowatts, een fractie minder dan in 2013. De elektriciteitsproductie uit biomassa daalde, de productie uit wind nam toe. Hierdoor is in 2014 voor het eerst wind de belangrijkste energiebron voor hernieuwbare elektriciteit. De reeks is gereviseerd ten opzichte van eerder versies.

Toelichting bij de grafieken

De grafieken geven cijfers over de bruto productie van hernieuwbare elektriciteit als percentage van het totale bruto elektriciteitsverbruik. Daarnaast zijn de gegevens over windenergie en waterkracht genormaliseerd om zo de invloed van het weer op de cijfers te reduceren. Voor meer informatie hierover zie de technische toelichting.

Minder elektriciteit uit biomassa, meer uit wind

De productie van elektriciteit uit biomassa is ook in 2014 flink gedaald (-15 procent). Net als in 2013 nam de elektriciteitsproductie van windmolens toe. De capaciteit van de Nederlandse windmolens steeg in 2014 met ongeveer 152 megawatt tot ongeveer 2 865 megawatt eind 2014 door het gereedkomen van enkele kleinere en middelgrote windparken. Dit leverde ruim 8 procent meer elektriciteit.

Subsidies hernieuwbare energie

De MEP-subsidie (Milieukwaliteit elektriciteitsproductie) kon worden aangevraagd tussen juli 2003 en augustus 2006. Via de MEP werd de productie van hernieuwbare elektriciteit gesubsidieerd voor een periode van tien jaar. Indien projecten ook substantiële steun ontvingen van andere regelingen was de MEP-subsidieperiode korter.
Als opvolger van de MEP kunnen potentiële investeerders vanaf voorjaar 2008 SDE-subsidie (Stimulering Duurzame Energieproductie) aanvragen. De voorwaarden worden elk jaar aangepast. Het kabinet streeft ernaar om per subsidie-euro zoveel mogelijk hernieuwbare energieproductie te realiseren. De regeling heet nu SDE+. Belangrijke verschillen met de MEP zijn:

  • geen open einde, maar een vast subsidieplafond per kalenderjaar.
  • niet alleen hernieuwbare elektriciteit, maar ook hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte.
  • het jaarlijkse subsidiebedrag is afhankelijk van de marktprijs van gewone elektriciteit (of aardgas). Hoe hoger de elektriciteitsprijs, hoe lager de subsidie.


Inmiddels is al voor veel nieuwe projecten SDE-subsidie aangevraagd en toegekend. Omdat de realisatie tijd vraagt, zeker bij grote projecten, is nog maar een deel van de SDE projecten met toegekende subsidie gerealiseerd (RVO, 2015).

Revisie

CBS heeft een revisie uitgevoerd, hetgeen heeft geresulteerd in een opwaartse bijstelling van het aandeel hernieuwbare energie voor de gehele reeks 1990-2013. Vorig jaar rapporteerde CBS een aandeel hernieuwbare energie van 4,5 procent voor 2013. Na revisie is dit 4,8 procent. Dit hogere percentage is een gevolg van het verwerken van resultaten uit nieuw onderzoek en methodologische verbeteringen. In het artikel Revisie Hernieuwbare Energie 2015 (CBS, 2015b) wordt deze revisie toegelicht.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Hernieuwbare elektriciteit
Omschrijving
Ontwikkeling van de bruto binnenlandse productie van hernieuwbare elektriciteit naar bron. De bruto productie wordt uitgedrukt als percentage van het totale bruto verbruik van elektriciteit.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Het percentage in Nederland geproduceerde hernieuwbare elektriciteit is berekend door de bruto hernieuwbare elektriciteitsproductie te delen door het bruto elektriciteitsverbruik (inclusief netverliezen en het gebruik voor elektriciteitsproductie). Om de invloed van toevallige weersomstandigheden op de cijfers te reduceren wordt de productie van de windmolens en waterkracht genormaliseerd volgens een procedure uit de nieuwe EU-Richtlijn Hernieuwbare Energie (Europees Parlement en de Raad, 2009). De genormaliseerde productie in bijvoorbeeld 2014 is daarbij berekend als de capaciteit in 2014 vermenigvuldigd met de gemiddelde productie per eenheid capaciteit in de afgelopen vijf jaar (wind) of vijftien jaar (waterkracht). De principiële uitgangspunten van de berekeningswijze staan in het Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie; update 2015. (RVO en CBS, 2015).. Een nadere toelichting op de praktische invulling is te vinden in het rapport Hernieuwbare energie in Nederland 2014 (CBS, 2015d).
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
In de StatLine-tabel Hernieuwbare elektriciteit; productie en vermogen (CBS, 2015a) worden de cijfers gepresenteerd op diverse wijzen. De binnenlandse productie van hernieuwbare elektriciteit per bron / techniek wordt uitgedrukt in miljoen kWh, in bruto elektriciteitsproductie als percentage van het bruto elektriciteitsverbruik, en in netto productie als percentage van het netto elektriciteitsverbruik. Ook worden in StatLine de niet-genormaliseerde cijfers gegeven.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie; update 2015. Methodiek voor het registreren en berekenen van de bijdrage van hernieuwbare energiebronnen (update 2015). RVO.nl en CBS, Utrecht / Sittard en Den Haag / Heerlen.
Hernieuwbare energie in Nederland 2014 (CBS, 2015d)
Hernieuwbare energie (korte onderzoekbeschrijving) (CBS, 2013)
Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG. Publicatieblad van de Europese Unie, L140/16 (5.6.2009).
Opmerking
Het CBS heeft een revisie uitgevoerd . Deze revisie is het gevolg van het verwerken van resultaten uit nieuw onderzoek en methodologische verbeteringen. In het artikel Revisie Hernieuwbare Energie 2015 (CBS, 2015b) wordt deze revisie toegelicht.
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
33
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
32
versie‎
31
versie‎
30
versie‎
29
versie‎
28
versie‎
27
versie‎
26
versie‎
25
versie‎
24
versie‎
23
versie‎
22
versie‎
21
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Hernieuwbare elektriciteit, 1990-2014 (indicator 0517, versie 27,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.