Energielabels voor personenauto's, 2001-2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De verkopen van nieuwe personenauto's met een energielabel A zijn de afgelopen jaren sterk gegroeid. In 2012 had bijna 50 procent van alle nieuwe auto's een A-label. In 2013 is dit aandeel gestegen naar 73 procent. Ter vergelijking, in 2007 was dit slechts 6 procent. Het marktaandeel van A-labels is daarmee in vijf jaar tijd meer dan vertienvoudigd.

Verkopen van auto's met een A-label sterk toegenomen sinds 2007

De verkopen van nieuwe personenauto's met een groen energielabel zijn de afgelopen jaren sterk gegroeid. In 2013 had bijna drie op de vier nieuwe auto's in Nederland een A-label: het marktaandeel van A-label lag op 73%. In 2007 lag het marktaandeel van A-labels nog maar op 6%. Het marktaandeel van auto's met B-label is ook toegenomen tussen 2007 en 2011, maar is sindsdien weer gedaald. Dit komt mede door de snelle groei van het marktaandeel van de A-labels. In 2013 lag het marktaandeel van auto's met B-label op 17%. Meer dan 90 procent van de nieuwe auto's die in 2013 zijn verkocht had dus een A- of B-label en was daarmee relatief zuinig. Het marktaandeel van auto's met relatief onzuinige labels D tot en met G is tussen 2007 en 2013 juist sterk gedaald: van 41% in 2007 naar 3% in 2013.

Toegenomen verkopen van groene labels mede gevolg van groter aanbod

De sterke groei van de verkopen van nieuwe auto's met een A- of B-labels is mede het gevolg van het toegenomen aanbod van zuinige auto's met een groen energielabel (zie bovenstaand figuur). Na de introductie van het energielabel in 2001 was het aanbod van auto's met een A-label aanvankelijk klein: slechts één procent van de automodellen was voorzien van een A-label. Het aandeel van B-labels varieerde tussen de 5 en 10 procent. Sinds 2008 is het aanbod van automodellen met een groen label echter snel gegroeid. In 2009 en 2010 had 5 procent van het aanbod al een A-label en in 2013 was dit zelfs 21 procent. Het aanbod van B-labels laat een vergelijkbare ontwikkeling zien en groeide naar 17 procent in 2009 en 2010 en 24 procent in 2013. Daarmee is het aandeel van A- en B-labels in het autoaanbod in de afgelopen zes jaar meer dan verviervoudigd. In 2013 had 45 procent van alle auto's in de showroom een A- of B-label.

De sterke groei van het aanbod van zuinige auto's met groen energielabel is het gevolg van twee factoren. Ten eerste hebben autofabrikanten de afgelopen jaren steeds meer zuinige auto's op de markt gebracht onder invloed van Europese normen voor de CO2-uitstoot van nieuwe auto's. Ten tweede zijn de rekenregels waarmee de energielabels in Nederland worden vastgesteld sinds 2008 versoepeld, waardoor automodellen sneller in aanmerking komen voor een A- of B-label. De sterke groei van het autoaanbod met een groen energielabel heeft geleid tot een evenwichtiger verdeling van de energielabels in het aanbod van nieuwe auto's, zoals is te zien in de figuur. De autokoper heeft kortom wat te kiezen.

Vergroening autobelastingen zorgt voor toename vraag naar zuinige auto's

De vraag naar zuinige auto's met een groen energielabel is de afgelopen jaren ook snel gegroeid (zie bovenstaand figuur). Het marktaandeel van de groene labels in de verkopen ligt de afgelopen jaren aanzienlijk hoger dan het aandeel van de groene labels in het autoaanbod. Autokopers kiezen dus meer dan gemiddeld voor de groene energielabels. Dit komt mede door de belastingvoordelen die de overheid de afgelopen jaren heeft ingevoerd voor zuinige auto's met een lage CO2-uitstoot. Zo was vanaf juli 2006 tot eind 2009 een bonus-malusregeling van kracht in de aanschafbelasting voor personenauto's (de BPM; Belasting van Personenauto's en Motorrijwielen). Voor auto's met een groen label A of B gold een korting op de BPM en voor auto's met een label D tot en met G moest een toeslag worden betaald.

Het effect van deze bonus-malusregeling was aanvankelijk gering omdat het aanbod van auto's met een A-of B-label klein was en de toeslagen voor onzuinige auto's laag waren in verhouding tot de prijzen van de auto's (Kieboom en Geurs, 2009). In 2008 zijn de bonus- en malusbedragen echter verhoogd en door de versoepeling van de rekenregels voor het vaststellen van de labels is het aanbod van groene labels ook snel gegroeid. Ook zijn in 2008 een aantal andere fiscale vergroeningsmaatergelen ingevoerd die de verkopen van zuinige auto's hebben gestimuleerd. Door de combinatie van het toegenomen aanbod en de sterke fiscale stimulering zijn de verkopen van A- en B-labels flink gegroeid: in 2009 had maar liefst 65% van alle nieuwverkopen een A- of B-label.

Begin 2010 is de bonus-malus regeling op basis van het energielabel weer afgeschaft. In plaats daarvan is besloten om de BPM volledig afhankelijk te maken van de CO2-uitstoot van de auto (Financiën 2011). Tot dan toe was de BPM nog grotendeels afhankelijk van de prijs van de auto. Zeer zuinige auto's zijn vanaf 2010 vrijgesteld van BPM. Hierdoor zijn de verkopen van zuinige auto's snel toegenomen. Ook dit heeft bijgedragen aan de groei van het marktaandeel van de groene labels: alle vrijgestelde auto's hebben namelijk een A- of B-label. Door de afschaffing van de bonus-malus regeling en de introductie van een BPM systeem dat volledig gebaseerd is op de CO2-uitstoot van de auto is Nederland met de BPM overgestapt van een systeem op basis van relatieve zuinigheid naar een systeem op basis van absolute zuinigheid.

Nederland hanteert relatief systeem van energielabels voor personenauto's

Het Nederlandse systeem van energielabels voor personenauto's kent 7 energieklassen, variërend van A tot G. Zoals uit de figuur hierboven blijkt geeft het label aan of een auto zuiniger of juist onzuiniger is dan gemiddeld. Dit gemiddelde is voor 75 procent gebaseerd op het verbruik van auto's van dezelfde grootte en voor 25 procent op het gemiddelde verbruik van alle auto's. Het Nederlandse systeem van energielabels is daarmee een relatief systeem: het label geeft vooral aan of een auto binnen zijn segment zuinig is of niet. Omdat ook de absolute zuinigheid voor 25 procent bijdraagt, is het voor grotere autotypen wel moeilijker om een groen label te krijgen dan voor kleine auto's. Het aanbod van auto's met een groen label (A, B of C) is hierdoor groter in de kleinere autosegmenten, waar het brandstofverbruik gemiddeld genomen lager is dan in de grotere segmenten.

Het gemiddelde verbruik dat wordt toegepast om het label te bepalen is gebaseerd op de nieuwe auto's die in de jaren daarvoor zijn verkocht. Tot 2008 werden de energielabels voor personenauto's jaarlijks opnieuw vastgesteld. Ieder jaar werd opnieuw bepaald of een auto zuiniger of onzuiniger was dan de auto's die in het jaar daarvoor waren verkocht. Door de labels jaarlijks opnieuw vast te stellen werd voorkomen dat na verloop van tijd alle auto's in het aanbod een groen label hebben, zoals bijvoorbeeld het geval was bij koelkasten. In 2008 en 2009 is de indeling in energieklassen echter niet aangescherpt, maar is dezelfde indeling gebruikt als in 2007. Als gevolg daarvan kregen in die jaren steeds meer auto's een A- of B-label, zoals ook is te zien in de derde figuur op deze pagina.

In 2010 zijn de energielabels weer opnieuw vastgesteld. De rekenregels voor het vaststellen van de labels zijn daarbij echter versoepeld, met als gevolg dat de verdeling van de energielabels binnen het autoaanbod in 2010 ongeveer gelijk was aan die in 2009. In 2009 is tevens besloten dat de labels voortaan iedere twee jaar zouden worden herzien in plaats van jaarlijks. Dit geeft de autobranche meer tijd om in te spelen op de nieuwe rekenregels. In 2013 golden als gevolg daarvan dezelfde rekenregels als in 2012. Omdat er steeds meer zuinige automodellen op de markt komen, is het aanbod van groene labels in 2013 gegroeid.

In 2012 zijn nog twee wijzigingen doorgevoerd die het makkelijker maken voor een auto om een groen label te krijgen. Ten eerste zijn de percentages die horen bij de verschillende labels met 5 procentpunten verlaagd. Tot 2013 moest een auto bijvoorbeeld meer dan 20 procent zuiniger zijn dan gemiddeld om voor een A-label in aanmerking te komen, maar begin 2013 is de grens verlaagd tot meer dan 15 procent. Ten tweede wordt sinds 2013 het gemiddelde verbruik gehanteerd van de verkopen in de twee jaren daarvoor in plaats van in het meest recente jaar. De rekenregels voor 2012 zijn bepaald in het jaar 2011. Het gemiddelde verbruik is derhalve gebaseerd op de verkopen van 2009 en 2010. Een auto die in 2012 en 2013 een A-label had, was dus meer dan 15 procent zuiniger dan de gemiddelde auto in zijn klasse zoals die in 2009 en 2010 is verkocht. Voor de labels van 2014 en 2015 wordt het gemiddelde verbruik toegepast van de verkopen in de jaren 2011 en 2012.

Het Nederlandse energielabel voor personenauto's komt voort uit een Europese richtlijn waarin is bepaald dat autokopers in de showroom beter moeten worden geïnformeerd over het brandstofverbruik van het aanbod van nieuwe auto's. Iedere auto moet daarom worden voorzien van een label waarop het brandstofverbruik is weergegeven. Dit label moet duidelijk zichtbaar aanwezig zijn in de showrooms. De EU-lidstaten mogen zelf bepalen hoe ze het label vormgeven. Nederland heeft ervoor gekozen om niet alleen het brandstofverbruik weer te geven op het label, maar ook een indeling in energieklassen in te voeren, zoals ook wordt gebruikt voor elektronische apparatuur.

Introductie energielabel voor autobanden

Naast het energielabel voor nieuwe auto's zijn EU-lidstaten sinds november 2012 verplicht om ook een label in te voeren voor nieuwe autobanden. Deze verplichting komt eveneens voort uit Europese regelgeving. Het label voor de banden geeft informatie over drie belangrijke eigenschappen van de band: het energieverbruik, de grip op nat wegdek en het geluidsniveau van de band. Doel is om consumenten te helpen bij het kiezen van efficiënte, stille en veilige banden.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Energielabels voor personenauto's
Omschrijving
Marktaandeel van nieuwe personenauto's in Nederland met verdeling naar energielabel
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving
Berekeningswijze
Gegevens afkomstig van RDW
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
09
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Energielabels voor personenauto's, 2001-2013 (indicator 0537, versie 06,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.