Smog in Nederland, 1990-2021

Smog komt in Nederland niet vaak voor. In totaal zijn in 2021 op vijf dagen de drempelwaarden voor matige smog overschreden. Op drie dagen als gevolg van te hoge fijn stof (PM10) concentraties en op twee dagen als gevolg van verhoogde ozon (O3) concentraties. Matige smog door stikstofdioxide (NO2) of zwaveldioxide (SO2) is in 2021, net als de afgelopen vierentwintig voorgaande jaren, niet opgetreden. Op één van de drie dagen in 2021 met matige smog voor fijn stof was er enkele uren ook sprake van ernstige smog door fijn stof (PM10).

Smog in Nederland

In 2021 kwam matige smog door fijn stof op drie dagen voor (zie figuur 'Smog door fijn stof'). Alleen in 2020 zijn minder overschrijdingsdagen gemeten sinds het begin van de metingen in 1992. In 2020 waren het er twee. Van matige smog door fijn stof is sprake wanneer de daggemiddelde fijn stof (PM10) concentratie 70 µg/m3 of hoger is. Ernstige smog, bij een daggemiddelde PM10 concentratie van 100 µg/m3 of hoger, kwam in 2021 op één dag voor.

Matige smog door ozon is in 2021 op twee dagen voorgekomen en dat is het laagste aantal sinds 2014 (zie figuur 'Smog door ozon'). Dit is het gevolg van een koele zomer. Hoge ozonconcentraties ontstaan voornamelijk tijdens warme zomerdagen met veel zonnestraling en weinig wind. Deze situatie kwam in 2021 nauwelijks voor. Ernstige smog door ozon kwam in 2021 niet voor. Dit is geen uitzondering, want ernstige smog door ozon komt sinds 1996 niet meer jaarlijks voor. Zo was er de laatste tien jaar alleen in 2019 op één dag sprake van ernstige smog door ozon.

Afgelopen jaren kwam matige smog door stikstofdioxide niet voor in Nederland (zie figuur 'Smog door stikstofdioxide'). De laatste keer was in 1996. Smog door zwaveldioxide is al jaren niet meer aan de orde en kwam in 2021 niet voor (zie figuur 'Smog door zwaveldioxide').

Wat is smog?

In de smogwetgeving wordt smog omschreven als een tijdelijk verhoogd niveau van zwaveldioxide, stikstofdioxide, ozon of zwevende deeltjes (PM10). Smog treedt meestal op bij stabiele weersomstandigheden met geen of weinig wind. Hierdoor verspreidt de luchtverontreiniging weinig en kan deze zich in de onderste delen van de atmosfeer ophopen. In de winter gaat het dan voornamelijk om verhoogde niveaus van (fijn) stof; dit werd vroeger ook wel wintersmog genoemd. In de zomer betreft het voornamelijk verhoogde niveaus van ozon en/of (fijn) stof; dit heette vroeger ook wel zomersmog.

Veel minder smog dan in de jaren tachtig en negentig

Op langere termijn vermindert de overlast van smog in Nederland (Buijsman, 2011). In het verleden (voor 1990) bestonden smogepisodes in de winter uit hoge concentraties fijn stof en zwaveldioxide. Tegenwoordig komt smog door zwaveldioxide niet meer voor. Smog door fijn stof komt minder frequent voor en is sterk verminderd ten opzichte van de jaren negentig, zoals figuur 'Smog door fijn stof' toont. In de zomer bestonden smogepisodes uit ozon en stikstofdioxide (Buijsman, 2011). Smog door stikstofdioxide komt tegenwoordig niet meer voor. Het aantal smogdagen door ozon is ook afgenomen ten opzichte van de jaren 90. Er zijn aanwijzingen dat deze afname het gevolg is van het Europese emissiebeleid voor ozonvormende stoffen, zoals vluchtige organische stoffen en stikstofoxiden (Van Pul et al., 2011). 

Smogregelingen

De Nederlandse smog wetgeving (Smogregeling 2010) onderscheidt informatie- en alarmdrempels. Bij overschrijding van een informatiedrempel moet de overheid op een actieve manier informatie verspreiden over luchtkwaliteit. Het doel is dan de risico's voor de gezondheid van bijzonder gevoelige bevolkingsgroepen te beperken in geval van een kortstondige overschrijding. Bij overschrijding van de alarmdrempel is het risico voor de gezondheid bij kortstondige blootstelling groter voor zowel gevoelige als niet-gevoelige bevolkingsgroepen.
Op basis van de concentratieniveaus wordt onderscheid gemaakt naar geringe smog, matige smog en ernstige smog. De criteria zijn opgenomen in onderstaande tabel.

De tabel geeft een overzicht van de verschillende situaties.

Stof Grootheid Geringe smog Matige smog Ernstige smog
    µg/m³ µg/m³ µg/m³
         
Zwaveldioxide uurgemiddelde <350 1) 350-500 >500 3), 4)
Stikstofdioxide uurgemiddelde <200 1) 200-400 >400 3), 4)
Ozon uurgemiddelde <180 2) 180-240 >240 3)
Fijn stof daggemiddelde <70 70-100 >100

1) Komt overeen met de grenswaarde voor het uurgemiddelde (Wet Milieubeheer, Bijlage 2).
2) Komt overeen met de informatiedrempel.
3) Komt overeen met de alarmdrempel.
4) Overschrijding van de uurgemiddelde concentratie gemeten gedurende drie opeenvolgende uren in gebieden met een oppervlakte van ten minste 100 km² of van een gehele agglomeratie of zone.

Negatieve gezondheidseffecten van smog

Op dagen met verhoogde concentraties van fijn stof worden meer sterftegevallen waargenomen dan op dagen met een lagere concentratie. Gezondheidskundige studies, die de effecten van kortdurende blootstelling aan fijn stof belichten, wijzen uit dat in Nederland jaarlijks enige duizenden mensen vroegtijdig overlijden ten opzichte van de ideale situatie dat er helemaal geen fijn stof in de lucht zou zitten.

Blootstelling aan ozon in de buitenlucht kan leiden tot schadelijke effecten op de gezondheid van de mens. Kortdurende blootstelling aan verhoogde ozonconcentraties gedurende perioden met zomersmog staat in verband met toename van luchtwegklachten, benauwdheid, prikkeling van de luchtwegen, verergering van astma en meer medicijngebruik, longfunctiedaling en ontstekingsreacties, meer ziekenhuisopnames en vroegtijdige sterfte. Opgroeiende kinderen, ouderen en personen met hart- en luchtwegaandoeningen zijn relatief gevoelig voor effecten van ozon (de informatiedrempel is om deze groepen te informeren). Mensen die zich in de namiddag of vroege avond - wanneer de ozonconcentraties het hoogste zijn - langdurig (zeer) lichamelijk inspannen, vormen tevens een risicogroep.

Herhaalde blootstelling aan hoge niveaus van ozon zoals die tijdens smog worden bereikt, leidt mogelijk tot een blijvende verminderde werking van de longen bij mensen met een verminderde weerstand (WHO, 2021). Gezondheidskundig onderzoek geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat er een drempelwaarde bestaat waar beneden iedereen veilig is. Dit houdt in dat er geen ozonconcentratie is aan te geven waar beneden geen effecten op de menselijke gezondheid is te verwachten. Ook lage concentraties hebben dus mogelijk een nadelig effect.

Maatregelen tijdens smog

Naast voorlichting, vooral bestaande uit gedragsadviezen, kunnen er in Nederland tijdelijke maatregelen door het bevoegd gezag worden afgekondigd om de duur en de ernst van de smogsituatie te beperken. Uit onderzoek is echter gebleken dat smog door het treffen van tijdelijke emissiebeperkende maatregelen nauwelijks is te beïnvloeden. Maatregelen als de verlaging van de maximumsnelheid van het verkeer hebben een gering effect op de verbetering van de concentraties fijn stof. In Nederland hebben tijdelijke maatregelen ook nauwelijks effect op de ozonconcentraties (Smeets & Beck, 2002) en is het niet verplicht om korte termijn actieplannen te hebben.
Emissiebeperkende maatregelen hebben in het geval van smog op korte termijn dus weinig rendement, terwijl de maatregelen zelf en de maatschappelijke gevolgen daarvan zeer ingrijpend zouden zijn. Daarom is in Nederland niet voorzien in een verplichting om tijdelijke emissiebeperkende maatregelen te nemen wanneer bepaalde smogniveaus worden bereikt. Nederland probeert de frequentie van smog en de ernst ervan te onderdrukken door structurele maatregelen te nemen, zoals een blijvende vermindering van de uitstoot van ozonvormende stoffen door bijvoorbeeld het verkeer en de industrie.

Iemand kan zijn blootstelling aan smog verminderen door zelf aanpassingen te doen. De meest eenvoudige manier is dat door tijdens een smogperiode rustig binnenshuis te blijven. In huis liggen de concentraties lager. Daarnaast is het verstandig om niet overmatig te sporten tijdens een smogperiode.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Smog in Nederland
Omschrijving
Overschrijdingen van drempelwaarden voor de concentraties op basis van meetgegevens van luchtmeetnet.
Verantwoordelijk instituut
RIVM
Berekeningswijze
Het aantal overschrijdingen van de informatie- respectievelijk alarmdrempel is ontleend aan de metingen op de stations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Het aantal meetstations en de selectie van meetstations voor de analyse kan per jaar wisselen.Als op een dag op 2 verschillende stations een overschrijding wordt gemeten telt dit als 1 dag. Als op twee stations op 2 verschillende dagen een overschrijding wordt gemeten telt dit als 2 dagen.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
1x per jaar
Opmerking
Voor de rapportage mbt smog door stikstofdioxide is het station Biest Houtakker-Biestsestraat (230) genegeerd. Dit station is niet voldoende representatief voor zijn omgeving om meegenomen te worden in de analyses.
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
02
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Smog in Nederland, 1990-2021 (indicator 0575, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.