Vaatplanten van de Habitatrichtlijn, 1975-2014

Er staan slechts enkele plantensoorten op de Habitatrichtlijn. Twee daarvan (kruipend moerasscherm en groenknolorchis) gaan recent vooruit.

Habitatrichtlijn

De Habitatrichtlijn van de Europese Unie is bedoeld om de biodiversiteit in stand te houden door de wilde flora en fauna en hun habitats te beschermen. Daartoe moeten de lidstaten speciale beschermingsgebieden (Habitatrichtlijngebieden) inrichten en bepaalde planten- en diersoorten en habitats beschermen. De lidstaten rapporteren elke zes jaar hoe de soorten en habitats er voor staan door na te gaan in hoeverre deze een gunstige staat van instandhouding hebben bereikt. De Europees beschermde soorten staan in bijlage II, IV en V van de Habitatrichtlijn (zie de link naar de Europese Habitatrichtlijn). Van de bijna 1600 vaatplanten in Nederland staat slechts een handvol soorten in de Habitatrichtlijn.

Groenknolorchis

Dit is een soort van bijlage II en IV. De groenknolorchis komt voor in vochtige duinvalleien, in trilvenen en op drooggevallen zandplaten. Van oorsprong kwam de groenknolorchis in allerlei gebieden in Nederland voor. De groeiplaatsen in Gelderland, Twente, Brabant en Limburg zijn echter allemaal verloren gegaan, als gevolg van ontginningen en het wegvallen van kwelstromen. In de vastelandsduinen van Noord- en Zuid-Holland is de groenknolorchis verdwenen als gevolg van de waterwinning. Momenteel is de soort nog aanwezig op de Waddeneilanden, in Noordwest-Overijssel, het Eemshavengebied, het Lauwersmeer en in enkele andere gebieden. De staat van instandhouding is matig ongunstig maar de soort gaat vooruit doordat de duinen weer natter worden en door natuurontwikkelingsprojecten.

Kruipend moerasscherm

Dit is eveneens een soort die in bijlage II en IV staat. Kruipend moerasscherm komt voor in weilanden die 's winters ondiep onder water staan. Vóór 1950 kwam kruipend moerasscherm in diverse delen van Nederland voor. Al in de eerste helft van de twintigste eeuw was de soort op zijn retour en in 1961 verdween de laatste groeiplaats bij Zuiddorpe in Zeeuws-Vlaanderen, waarna kruipend moerasscherm als verdwenen werd beschouwd. De oorzaak werd gezocht in veranderingen in het waterbeheer. In 1983 werd de soort voor het eerst weer aangetroffen in Zeeuws-Vlaanderen. Daarna volgden andere vindplaatsen, vooral in Zeeland, maar ook in Overijssel, Brabant en Gelderland. De soort gaat inmiddels vooruit door natuurontwikkeling, maar niet op alle recente groeiplaatsen is de soort bestendig. De staat van instandhouding is zeer ongunstig.

Drijvende waterweegbree

Ook deze soort staat in bijlage II en IV. Het zwaartepunt in de verspreiding van drijvende waterweegbree ligt in de oostelijke en zuidelijke provincies. Daarnaast zijn verspreide vindplaatsen bekend uit de kuststrook en uit laagveengebieden. Inmiddels is de soort achteruitgegaan en uit bepaalde regio's geheel verdwenen, waaronder het westen van Overijssel en de Gelderse Vallei. De drijvende waterweegbree is tegenwoordig vooral te vinden langs waterlopen, zowel in beken als in slootjes in intensief gebruikt agrarisch cultuurland. In poelen en vennen kan zij zich alleen handhaven wanneer die regelmatig worden geschoond. De drijvende waterweegbree is in recente jaren beter onderzocht dan voorheen, waardoor de werkelijke trend niet duidelijk is.

Klaverbladvaren

Een soort van bijlage II. Het klaverbladvaren is een water- of moerasplant die in 1998 langs de Waal en in 2006 in een beek in de omgeving van Venray is aangetroffen. Het lijkt erop dat de soort nooit een bestendige populatie heeft gevormd.

Zomerschroeforchis

De zomerschroeforchis komt voor op goed ontwikkelde blauwgraslanden en soortenrijke, vochtige heidevelden op een meestal kalkrijke ondergrond. De soort kwam voor in het zuidoostelijk deel van Brabant en het aangrenzende deel van Limburg. Op alle vindplaatsen is de soort verdwenen, als gevolg van ontwatering en ontginning. De laatste goed gedocumenteerde waarnemingen van de soort dateren uit 1936.

Soorten van bijlage V

Valkruid, wolfsklauwen en gewoon sneeuwklokje staan op bijlage V van de Habitatrichtlijn. Daarmee hebben ze een minder beschermde status, al moet ook over hun staat van instandhouding worden gerapporteerd.
Valkruid is sinds 1975 aanzienlijk afgenomen en heeft een ongunstige staat van instandhouding. De daling van deze soort lijkt gestopt in de laatste tien jaar, vermoedelijk doordat natuurbeheerders de resterende populaties proberen te beschermen.
Wolfsklauwen staan als groep op bijlage V (genus Lycopodium) en bestaat uit 5 soorten. De groep als geheel gaat vooruit, maar dat komt vooral door de sterke toename van de moeraswolfsklauw. De andere vier soorten zijn min of meer stabiel.
Het gewoon sneeuwklokje is ook veel aangeplant en daarom wordt er niet over gerapporteerd.

Bronnen

  • Groen, C.L.G. en B. Vreeken (2002). Voorkomen van Habitatrichtlijnsoorten vaatplanten in Nederland vóór en na 1980. Rapport 2002.27. Stichting FLORON. Leiden.
  • Janssen, J.A.M. en J.H.J. Schaminée (2008). Europese natuur in Nederland. Soorten van de Habitatrichtlijn. KNNV Uitgeverij, Utrecht.
  • Odé, B. en A. Bolier (2003). Groenknolorchis op de kaart. Gorteria 29 (1/2): 33-37.
  • Ronse, A., P. Maas en W. van Wijngaarden (2007). Betekenis van Natura 2000 voor Kruipend moerasscherm (Apium repens) in België en Nederland. De Levende Natuur 108: 263-265.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Vaatplanten van de Habitatrichtlijn, 1975-2014
Omschrijving
Trends van vaatplanten van de Habitatrichtlijn
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De gegevens zijn ontleend aan de databank van FLORON die deel uitmaakt van de Nationale Database Flora & Fauna en aan het meetprogramma voor hogere planten. in het Netwerk Ecologische Monitoring. De gegevens zijn geaggregeerd naar hokken van 1 km x 1 km per jaar. Deze jaarlijsten zijn vervolgens met logistische regressie geanalyseerd, waarbij rekening is gehouden met het aantal aangetroffen soorten (lijstlengte methode; Szabo et al, 2010). De trends in verspreiding (het aantal bezette kilometerhokken) worden gezien als een benadering van de trend in populatie-aantallen.De indexen van de vijf wolfsklauwsoorten zijn meetkundig gemiddeld over alle soorten (met indexwaarde 1975 = 100 voor elke soort). Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen en daaruit zijn trendklassen afgeleid. Deze methode komt sterk overeen met die van de Living Planet Index. De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator zijn gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al., subm.). Hetzelfde smoothing algoritme is toegepast op de trends van groenknolorchis, kruipend moerasscherm en valkruid.
Basistabel
Niet van toepassing
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Geen
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
CBS (2016). Meetprogramma's voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2015. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag.Szabo, J.K., P. Vesk, P. Baxter en P. Possingham (2010). Regional avian species declines estimated from volunteer-collected long-term data using List Length Analysis. Ecological Applications 20: 2157-2169.
Betrouwbaarheidscodering
C. Schattingen van trends in verspreiding zijn gebaseerd op niet-gestandaardiseerde metingen die met een toegesneden statistische methode zijn geanalyseerd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Vaatplanten van de Habitatrichtlijn, 1975-2014 (indicator 1086, versie 05,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.