Beschrijving bos

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

De indicator "Beschrijving Bos" wordt in deze vorm niet langer geactualiseerd. Deels is de informatie opgenomen in de indicator 'Fauna van het bos'. Informatie over oppervlakte van bos(typen) in Nederland, opbouw van bossen en bosbeheer staat in de volgende indicatoren: 'Ontwikkeling van het Nederlandse bos', 'Areaal bostypen', 'Dood hout en bosbeheer'.

Een groot deel van het natuurgebied in Nederland bestaat uit bossen.

Wat is bos?

Onder bos wordt in de regel gesloten bos verstaan met een kronenprojectie van minimaal 60%. In Nederland is geen oud natuurlijk bos meer aanwezig en zijn nagenoeg alle bossen aangeplant. Alleen in bijvoorbeeld heidevelden en moerassen is er spontane bosvorming. Zeven procent van het bosareaal is spontaan, jong bos.

Ouderdom bos

De gemiddelde leeftijd van bos is in de laatste decennia toegenomen. Daardoor zijn er meer vogels van oude bossen dan rond 1950. Ook roofvogels komen mede daardoor meer voor dan in 1950. De oudere bossen groeien echter dicht en worden donkerder. Open plekken als gevolg van omvallende bomen ontstaan nog weinig, omdat de meeste bomen daarvoor nog niet oud genoeg zijn. Het dichtgroeien is nadelig voor dagvlinders, want bosvlinders zijn afhankelijk van open plekken in bossen, en van brede bospaden en brede boszomen.

Oppervlakte bos

Het areaal bos werd in 2000 geschat op 360.000 ha. Dat is een toename van 26.000 hectare ten opzichte van 1980 en bijna een verdubbeling ten opzichte van 1833. Het Nederlandse bos is echter sterk versnipperd. Er is maar een beperkt aantal grote bossen en zeer veel kleine.

Wijziging bosgebruik

Voorheen werden bossen vooral gebruikt voor houtproductie voor mijnhout, geriefhout, brandstof en looistoffen en voor de jacht. Daartoe zijn bossen aangelegd met één boomsoort (monocultures) die na een vaste, vrij korte tijd geheel werden gekapt. Er zijn veel snelgroeiende, niet-inheemse naaldbomen aangeplant die nog steeds op veel plaatsen aanwezig zijn. In de meeste bossen gaat het tegenwoordig naast houtproductie ook of vooral om recreatie en natuurbehoud. Daarom worden tegenwoordig meer inheemse loofbomen dan naaldbomen en uitheemse loofbomen aangeplant.

Natuurlijke verjonging

Verder wordt gestreefd naar meer natuurlijke verjonging dan voorheen en is er een toename van de variatie in structuur (ouderdom van bomen, diameter en hoogte). Een van de maatregelen daartoe is omvormingsbeheer, waarbij een meer ongelijkjarig bomenbestand wordt bevorderd.

Plagen

De grote veranderingen in het bosbeheer zijn ook terug te vinden in de insectenplagen: vroeger waren dat plagen van naaldbomen, maar nu van loofbomen.

Dood hout

Voorheen werden zwakke en dode bomen en ander dood hout weggehaald, maar tegenwoordig blijft dat op veel plaatsen in het bos liggen. Dergelijk hout is een levensvoorwaarde voor sommige planten en dieren, zoals bepaalde paddenstoelen en insecten. Houtbewonende paddenstoelen nemen daardoor toe in Nederland; sommige soorten zelfs spectaculair, zoals de echte tonderzwam. Ook vogelsoorten, vleermuizen en knaagdieren kunnen profiteren van de toename van dode bomen voor nestgelegenheid of voedselbron.

Hakhout

Een andere factor die een rol speelt is het stopzetten van hakhoutbeheer. Voorheen was er veel hakhout in Nederland aanwezig. Het hakhoutbeheer in Nederland is echter sterk verminderd, wat voor een aantal, dat een voorkeur heeft voor 'lichte' bossen, nadelig is.

Exoten

Verder is ook de toename van sommige exoten, zoals de Amerikaanse vogelkers en de slechte verjonging van sommige inheemse boom- en struiksoorten zoals wilde appel, wilde peer, winterlinde, mispel en wegedoorn een aspect van het bosbeheer.

Vermesting, verdroging en verzuring

Vooral de bossen op de hogere zandgronden hebben te leiden onder vermesting en verdroging. Door vermestende stoffen nemen stikstofminnende soorten als brandnetel, braam, rankende helmbloem en kleefkruid toe, blijkt uit onderzoek in het kader van het meetnet bosvitaliteit. Ook tussen 1996 en 2000 nam het aandeel van de groep van stikstofminnende plantensoorten nog steeds toe.
De achteruitgang van sommige bosvogels op de hogere zandgronden is mogelijk toe te schrijven aan verdroging en verzuring. Ook bepaalde dagvlinders hebben te lijden van de verdroging.

Vitaliteit bos

De vitaliteit van sommige boomsoorten is de laatste 15 jaar achteruitgegaan, mogelijk mede als gevolg van verzuring en vermesting. Toch is de gezondheidstoestand van de bossen momenteel niet in gevaar. Paddenstoelen in bossen zijn sterk achteruitgegaan onder invloed van verdroging, verzuring en vooral vermesting. Ondanks de verbeterde milieukwaliteit in de laatste jaren gaan paddenstoelen nog steeds achteruit.

Bronnen

  • Dirkse, G.M. (2007). Meetnet Functievervulling bos 2001-2005. Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Rapport DK nr. 2007/065, Ede.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Beschrijving bos (indicator 1158, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.