Tong en schol in Waddenzee, 1970-2013

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.


De indicator 'Tong en schol in de Waddenzee' is vervallen

 Informatie over tong en schol is opgenomen in de indicator

De Waddenzee fungeert voor tong en schol als kraam- en kinderkamer. De biomassa van jonge tong bevindt zich op een stabiel niveau sinds halverwege de jaren negentig van de vorige eeuw, waarbij de maxima lager liggen dan gedurende de jaren zeventig en tachtig. De biomassa van jonge schol in de Waddenzee neemt na een toename in de jaren zeventig sinds de jaren tachtig langzaam af.

Ontwikkeling tong

De biomassa van jonge tong in de Waddenzee vertoont gedurende de gehele tijdreeks duidelijke uitschieters van sterke jaarklassen, met name in de periode 1970-1990. De paaiplaatsen van tong liggen dicht onder de Noordzeekust. Eieren en larven worden door de stroming verder in de richting van de kust verplaatst. Een deel van de larven komt terecht in de Waddenzee en groeit daar op. Jonge tong verblijft alleen tijdens het eerste levensjaar in de Waddenzee; daarna trekken ze naar dieper water.

Ontwikkeling schol

Sinds 1990 is de biomassa van jonge schol in de Waddenzee geleidelijk afgenomen. De paaiplaatsen van schol liggen in de open Noordzee waarvandaan eieren door de stroming in de richting van de kust worden verplaatst, net als bij tong. Larven benutten de getijstroming selectief om naar een geschikte kraamkamer te komen. Een deel van de larven komt terecht in de Waddenzee en groeit daar op. Schol leeft gedurende zijn eerste levensjaar in water dat minder dan vier meter diep is. Naarmate schol ouder wordt, zoekt deze geleidelijk dieper water op. De snelst groeiende schollen verlaten al aan het einde van hun eerste levensjaar de Waddenzee, maar een deel blijft hier ook nog gedurende het tweede levensjaar. De afname van de schol in de Waddenzee heeft mogelijk te maken met een (tijdelijke) verhoging van de watertemperatuur waardoor de soort voordat de survey plaats vindt de Waddenzee al heeft verlaten.

Invloed van temperatuur

Voor zowel schol als tong is gekeken naar de verschillen in de kwaliteit van de natuurlijke leefomgeving (habitat) in twee jaren met uiteenlopende temperatuur en voedselcondities (Teal et al., 2012). Hiervoor zijn twee modellen gebruikt: een dynamisch energie-budgetmodel van beide vissoorten en een ecosysteemmodel voor temperatuur en voedselcondities. Door de resultaten van de modellen te combineren is de kwaliteit van de natuurlijke leefomgeving voor beide soorten en per jaar in de Noordzee in kaart gebracht. De hoogste temperaturen zorgen dicht langs de kust en in de estuaria zoals de Waddenzee voor een verslechtering van de kwaliteit van de leefomgeving voor schol. Uit de waarnemingen in het veld blijkt dat schol naar dieper water trekt. De modellen bevestigen dat de verandering in temperatuur de meest voor de hand liggende verklaring is voor de geleidelijke afname van schol in de Waddenzee.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Tong en schol in de Waddenzee
Omschrijving
Tijdreeks biomassa van schol en tong in de Nederlandse Waddenzee (DFS-gegevens), in gr/ha
Verantwoordelijk instituut
IMARES (Ingeborg de Boois)
Berekeningswijze
Het aantal beviste ha is berekend door de breedte van de boomkor te vermenigvuldigen met de beviste afstand (geregistreerd). Het aantal vissen is gebaseerd op het aantal vissen gevangen per trek. De biomassa wordt berekend aan de hand van lengte-gewicht-relaties die uit eigen data bekend (2003-2011) zijn.
De omrekening van lengte naar biomassa gebeurt als volgt:
W=N*(a*(L+0.5*i)b), waarbij W de biomassa in gram, N het aantal vissen, L de lengte in cm, i de meetafstand in cm, a en b soort-specifieke constanten
Basistabel
DFS Waddenzee, 3e/4e kwartaal, 1970-2013
Geografische verdeling
Nederlandse Waddenzee
Andere variabelen
Datum, tijd, vispositie, beviste afstand, trekduur, temperatuur, lengte vis (alle vissoorten), epifauna (aantallen), leeftijdsgegevens diverse vissoorten.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Heessen, H.J.L., H.C. Welleman, N. Daan, A.C. Smaal en G.J. Piet (2001). Bijdrage RIVO aan Natuurcompendium 2001. Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek RIVO. Intern rapport C058/01. IJmuiden.
Keeken, O.A. van, M. van Hoppe, R.E. Grift, A.D. Rijnsdorp (2006). Changes in the spatial distribution of North Sea plaice (Pleuronectes platessa) and implications for fisheries management. Journal of Sea Research (57):187-197
Knijn, R.J., T.W. Boon, H.J.L. Heessen en J.R.G. Hislop (1993). Atlas of North Sea Fishes. ICES Cooperative Research Report No. 194, 268 pp.
Teal L.R., R. van Hal, T. van Kooten, P. Ruardij and A.D. Rijnsdorp (2012) Bio-energetics underpins the spatial response of North Sea plaice (Pleuronectes platessa L.) and sole (Solea solea L.) to climate change, Global Change Biology, 03-09/2012
Tulp, I., L.J. Bolle en A.D. Rijnsdorp (2008). Signals from the shallows: in search of common patterns in long-term trends in Dutch estuarine and coastal fish. Journal of Sea Research(60): 54-73
Opmerking
De berekeningsmethodiek van lengteverdeling naar biomassa bleek incorrect in alle eerdere rapportages van deze indicator. In versie 8 is deze berekeningsmethodiek gecorrigeerd. Hierdoor zijn verschillen ontstaan in de biomassa die voornamelijk effect heeft op de hoogte van de waardes en op de pieken. De invloed op de patronen blijft beperkt.
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
09
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Tong en schol in Waddenzee, 1970-2013 (indicator 1238, versie 09,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.