Nationaal Landschap Rivierengebied

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is afgesloten omdat sinds 2012 het rijksbeleid voor nationale landschappen is beëindigd.

Actuele informatie over nationale landschappen kunt u vinden bij indicator

Langs de Linge, de Lek en de Kromme Rijn is een landschap ontstaan met uiterwaarden, oeverwallen en komgronden. De open kommen in het Rivierengebied zijn nog steeds als grasland in gebruik, terwijl de boomgaarden en bebouwing vooral op de oeverwallen en stroomruggen te vinden zijn.

Kernkwaliteiten Nationaal Landschap Rivierengebied

Dit nationale landschap omvat het noordwestelijke deel van de Betuwe tussen Tiel en Culemborg en het Kromme Rijngebied tussen Wijk bij Duurstede en Driebergen. De indicatoren voor kernkwaliteiten die medesturend zijn voor de gebiedsontwikkeling in het Rivierengebied zijn:

Historische landschapselementen

Het nationale landschap Rivierengebied kent verschillende deellandschappen met ieder een eigen ontstaansgeschiedenis, grondgebruik en schaal. De overgangen en samenhangen tussen de deellandschappen stuwwal, flank, kom, oeverwal, uiterwaard en rivier zijn hier goed te zien. De Utrechtse Heuvelrug is geologisch gezien het oudste landschap. De stuwwal zelf, die net ten noorden van het nationale landschap ligt, is in de 19de eeuw vrijwel geheel bebost. Op de flank van de stuwwal, die uit uitspoelingswaaiers en gordeldekzandruggen is opgebouwd, liggen dorpen en landgoederen. In de jongere riviervlakte van de Rijn zijn hoger gelegen stroomruggen en oeverwallen te onderscheiden van lagere komgebieden. De bebouwing, opgaande begroeiing en boomgaarden in de riviervlakte zijn nog steeds vooral op de hoger gelegen delen te vinden, terwijl de kommen weinig opgaande begroeiing en bebouwing kennen en vooral als grasland in gebruik zijn. Het komgebied van de Langbroekerwetering dat tussen de rivier de Kromme Rijn en de Utrechtse Heuvelrug ligt, kent veel meer bosjes, bomenrijen en houtwallen dan de andere komgebieden. De uiterwaarden liggen langs de rivieren de Linge, Nederrijn en Lek. Hier is veel klei en zand gewonnen. Nu komt er veel open water en natuurgebieden voor.

Historische kavelpatronen

De percelering van het gebied van Langbroekerwetering, de Linge-oeverwal en de komgebieden in de Betuwe en de landgoederen en buitenplaatsen zijn goed bewaard gebleven. Ze geven nog een indruk van de ontginningsgeschiedenis van deze gebieden. In de 12de eeuw is het gebied van de Langbroekerwetering ontgonnen in de vorm van strokenverkaveling met een vaste kaveldiepte: de zogenoemde cope-ontginning. Deze ontginningsvorm komt alleen voor in gebieden met een hoge verstedelijkingsdruk: het Utrechts-Hollands veengebied en de moerassen rond de mondingen van de Duitse rivieren Weser en Elbe (Vervloet,1998).

In de Betuwe komen nog gebieden met gave regelmatige blokverkavelingen voor. Een specifieke vorm is de kromakker. Een kromakker is een smalle gebogen, door greppels begrensd perceel waarop landbouw heeft plaatsgevonden (en vaak nog steeds plaatsvindt). De vorm hangt waarschijnlijk samen met de manier van ploegen en is verwant aan de bolle akkers. Landgoederen en buitenplaatsen komen vooral voor op de flank van de Utrechtse Heuvelrug (De Stichtse Lustwarande). De buitenplaatsen in het gebied van de Langbroekerwetering zijn veelal ontstaan als middeleeuwse ridderhofsteden. Ook op de oeverwal van de Linge komen enkele buitenplaatsen voor.

Schaalcontrast

De schaal van het nationale landschap wordt kenmerkt door grote contrasten. Het grote aaneengesloten boscomplex van de Utrechtse Heuvelrug is besloten. De oeverwallen en het gebied van de Langbroekerwetering zijn (vrij) kleinschalig. In het laatste gebied bepaalt de afwisseling van smalle stroken grasland, bos, griend en laanbeplanting het kleinschalige karakter. Op de oeverwallen is het de afwisseling van bebouwing, erfbeplanting en (hoogstam)boomgaarden. De kommen in de Betuwe, de uiterwaarden van de Lek en het komgebied ten westen van de Kromme Rijn zijn open. De kommen van het Ommerense Veld, het Broek en het Rijswijkse Veld in de Betuwe zijn zeer open en door de Provincie Gelderland in het Streekplan aangeduid als waardevolle open gebieden. Daarnaast heeft de Provincie Gelderland ook enkele oude bouwlanden langs de Linge als waardevol open gebied aangeduid. Deze gebieden hebben weinig bebouwing, maar zijn niet erg open met name omdat er veel boomgaarden voorkomen.

Kengetallen schaal en groen karakter Nationaal Landschap Rivierengebied (peiljaar 2006)
      Oppervlakte
      Totaal (ha) Totaal (%) Reguliere waardevolle open kommen (%) Ommerense/Rijswijkse Veld - waardevolle open kom (%) Oude bouwlanden (%)
Nationaal Landschap Rivierengebied 25 393   3 163 ha 2 138 ha 599 ha
w.v. (Vrij) kleinschalig gebied   19 323 76,1 60,2 34,7 75,8
  (Zeer) open gebied   9 739 38,4 27,7 64,7 21,2
  Bebouwing*   584 2,3 0,6 0,4 0,5
  Groen karakter   6 012 23,7 20,5 4,6 22,2
  w.v. lijnvormige beplanting 889 239 m 35,0 m/ha 26,6 m/ha 19,0 m/ha 39,0 m/ha
    boomgaarden 3 014 11,9 0,9 0,9 17,0
    boomkwekerijen 413 1,6 0,1 0,0 0,3
    overige opgaande begroeiing 2 141 8,4 18,1 2,7 2,9
*Uitsluitend gebouwen en huizen uit de TOP10 exclusief erven, tuinen, paden, wegen die binnen de bebouwde kom voorkomen

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Rivierengebied
Omschrijving
De indicatoren van kernkwaliteiten zijn:
1. Historische landschapselementen: Stelsel van rivier-uiterwaard-oeverwal-kom- kwelzone-flank-stuwwal;
2. Historische kavelpatronen: landgoederen en perceelsvormen in de Betuwe en Langbroekerwetering;
3. Schaalcontrast: Besloten stuwwal, kleinschalige Langbroekerweteringgebied en openheid van de kommen
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving, Alterra - Wageningen UR
Berekeningswijze
1/2. GIS-bestanden over historische landschapselementen en landgoederen van Alterra en de Provincie Utrecht zijn aangevuld, geactualiseerd en omgezet naar polygonen op schaal 1:10.000 op basis van TOP10, luchtfoto's 2006, en AHN (Actueel Hoogtebestand Nederland). De gebieden met gave verkavelingspatronen en de historische kavelgrenzen zijn afgeleid uit een vergelijking van GIS-bestanden van de provincies Utrecht en Gelderland, de TOP10 en de topografische kaart uit het begin van de twintigste eeuw (Bonnebladen). In gebieden met gave strokenverkaveling zijn alle huidige kavelgrenzen als historisch verondersteld omdat de geometrische nauwkeurigheid van de Bonnebladen zodanig is dat een dergelijke vergelijking niet mogelijk is.
3. Gegevens over bebouwing en opgaande begroeiing uit de TOP10 zijn geactualiseerd aan de hand van luchtfoto's 2006. Schaalklassen zijn berekend met behulp van het model KELK (Roos-Klein Lankhorst et al., 2004).
Basistabel
Zie berekeningswijze
Geografische verdeling
Nationaal Landschap
Andere variabelen
Zie berekeningswijze
Verschijningsfrequentie
Wanneer relevant
Achtergrondliteratuur
Roos-Klein Lankhorst, J., S. de Vies, J. van Lith-Kranendonk, H. Dijkstra & J.M.J. Farjon (2004). Modellen voor de graadmeters landschap, beleving en recreatie: Kennismodel Effecten Landschap Kwaliteit KELK, Monitoring Schaal , BelevingsGIS. Planbureaurapporten 20. Natuurplanbureau, Vestiging Wageningen.
Opmerking
Nulmeting
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Nationaal Landschap Rivierengebied (indicator 1498, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.