Trends mariene weekdieren, 1985-2012

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is afgesloten. Zie:

De populaties van mariene weekdieren zijn door verschillende oorzaken sterk veranderd.

Veranderingen in trends

Vanaf het jaar 1900 zijn 255 soorten weekdieren in de Nederlandse zoute en brakke wateren aangetroffen. Er zijn 21 soorten verdwenen (of niet meer teruggevonden) en er zijn 49 nieuwe soorten sinds 1985 verschenen. Daarnaast zijn de populaties van veel andere soorten sterk veranderd. Van de 255 soorten is 35% afgenomen (incl. verdwenen) en 40% (inclusief nieuw) toegenomen. Al met al zijn de mariene weekdieren aan grote veranderingen onderhevig geweest.

Oorzaken af - en toename

In de afgelopen eeuw hebben in het mariene en brakke gebied van Nederland grote veranderingen plaats gevonden, waarbij vooral de Zuiderzee- en Deltawerken met het afsluiten van de grote zeegaten heel veel invloed hebben gehad. Er zijn nog veel meer oorzaken bekend, die hebben geleid tot toe- of afname van soorten.
Per soort kunnen de oorzaken van de verandering sterk verschillen. Voor de afname van soorten zijn afname van het brakwater- en kwelderbiotoop, verdwijnen van de zeegrasvelden in de Waddenzee, boomkorvisserij, vergiftiging met stoffen uit aangroeiwerende verven, dijkaanpassing, asfaltering dijken en zandsuppleties vaak genoemde oorzaken.
Mogelijke oorzaken voor de toename zijn de aanleg van de deltawerken, klimaatverandering, import van exoten door de schelpdierteelt en met balastwater. Van de 49 nieuwe soorten is mogelijk een deel al voor 1985 aanwezig geweest, maar over het hoofd gezien, bijvoorbeeld omdat ze zeer klein of zeer zeldzaam zijn. Ook de intensivering van het onderzoek na 1985 speelt daarbij een rol. Naar schatting gaat het hier om circa de helft van de nieuwe soorten.
Aantal nieuwe soorten in de Oosterschelde, 1977-2016

Soortenrijke gebieden

Er zijn grote verschillen in dichtheid van soorten in het gebied. Sommige gebieden, zoals de kustzone, zijn rijker bedeeld dan de diepere delen.

Bronnen

  • Bruyne, R. de, S. van Leeuwen, A. Gmelig Meyling en R. Daan (2013). Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de marine weekdieren (Mollusca). Stichting Anemoon Bennebroek en Tirion Natuur, Utrecht.
  • S. van Leeuwen (2015). Weekdierfauna in het Nederlandse Noordzeegebied sterk veranderd. De Levende Natuur. In prep.
  • Moorsel, G. van en S. van Leeuwen (2013). Effecten van menselijk gebruik op mariene weekdieren in Nederland. Achtergrondrapport. Ecosub, Doorn en Stichting Anemoon, Bennebroek.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Trends mariene weekdieren
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De trends zijn berekend met behulp van het programma TRIM en op basis van het data waarmee verspreidingskaarten in de atlas van mariene weekdieren zijn gemaakt.
Basistabel
Zie tabblad figuurdata onder Download figuurdata voor de cijfers van de grafiek. In het tabblad afzonderlijke soorten staat de lijst met de soorten.
Geografische verdeling
Marien: Noordzee (NCP), Waddenzee, Ooster- en Westerschelde
Andere variabelen
Geen
Verschijningsfrequentie
Onregelmatig
Achtergrondliteratuur
Bruyne, R. de, S. van Leeuwen, A. Gmelig Meyling en R. Daan (2013). Schelpdieren van het Nederlandse Noordzeegebied. Ecologische atlas van de marine weekdieren (Mollusca). Stichting Anemoon Bennebroek en Tirion Natuur, Utrecht.
Betrouwbaarheidscodering
D. Schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versieā€Ž
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Trends mariene weekdieren, 1985-2012 (indicator 1565, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.