Biodiversiteitsindicatoren in relatie tot natuurbeleid van provincies en Rijk

Verschillende indicatoren zijn nodig om de beleidscyclus van het natuurbeleid te dienen.

De provincies en het Rijk hebben met hun natuurbeleid de hoofdambitie om de biodiversiteit in stand te houden en te verbeteren, de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur te versterken en de relatie tussen natuur en economie te verstevigen. In het Natuurpact hebben het Rijk en de provincies afspraken gemaakt over deze hoofdambities en financiering van dit beleid tot en met 2027. De provincies zijn verantwoordelijk voor de uitwerking en uitvoering van het natuurbeleid. Het Rijk zorgt voor de beleidsmatige en wettelijke kaders en legt verantwoording af aan de Europese Commissie over Europese biodiversiteitsverplichtingen.

De publicatie van beleidsrelevante natuurindicatoren voor provincies en Rijk op het Compendium voor de Leefomgeving richt zich specifiek op indicatoren die de voortgang van bovengenoemde hoofdambitie voor instandhouding en verbetering van biodiversiteit in beeld brengen. Indicatoren voor de ambities van natuur en economie en maatschappelijke betrokkenheid zijn nog niet beschikbaar op provinciaal niveau.

Indicatoren geven informatie voor beleid

Om de beleidsopgave voor biodiversiteit te realiseren doorloopt het beleid verschillende stappen (figuur 1). Vanuit strategische doelen zijn Rijk en provincies bezig beleid uit te werken in beleidsstrategieën. Naast behoud van biodiversiteit via beheer en bescherming van natuurgebieden, zetten ze in op strategieën voor het verbeteren van de biodiversiteit. Dit doen ze onder andere door de milieu- en ruimtelijke condities voor natuur te verbeteren omdat deze bepalend zijn voor het voorkomen van soorten en leefgebieden (habitattypen). De beleidsdoelen zijn niet alleen afgesproken in Nederland maar ook geënt op Europese en mondiale biodiversiteitsdoelen en afspraken.

Nederlandse biodiversiteitsbeleid in context van mondiaal en Europees beleid

Het Nederlandse biodiversiteitsbeleid is ingebed in mondiaal en Europees beleid. Op wereldniveau zijn door de Verenigde Naties binnen de Convention on Biological Diversity (CBD) afspraken gemaakt over het behoud en duurzaam gebruik van de biodiversiteit. Hieraan heeft Nederland zich ook verbonden. In dit verdrag zijn doelen afgesproken om in de periode van 2010 tot 2020 het verlies aan biodiversiteit te stoppen en ecosystemen veerkrachtig te maken zodat zij ook voor de mens nuttige (ecosysteem)diensten kunnen blijven leveren. Deze doelen zijn onderdeel van de recente Sustainable Development Goals van de Verenigde Naties. In de Europese Unie zijn de biodiversiteitsdoelen verder uitgewerkt in de EU Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) en de EU-Biodiversiteitsstrategie 2020.
De Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) zijn een belangrijk onderdeel in het nationale biodiversiteitsbeleid, hierin is het einddoel vastgelegd om een duurzame instandhouding van Europees belangrijke soorten en ecosystemen te realiseren.

Andere belangrijke richtlijnen in relatie tot het biodiversiteitsbeleid zijn de Kaderrichtlijn Water (KRW) en de Kaderrichtlijn Marien (KRM). De biodiversiteitsdoelen van de Europese VHR en de doelen van de KRW zijn in belangrijke mate sturend voor het nationale en provinciale natuurbeleid vanwege hun verplichtende karakter en de afspraken hierover in het Natuurpact. Provincies dragen met hun beleidsstrategieën, instrumenten en maatregelen, zoals de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland, de verbetering van milieu- en watercondities en het uitvoeren van regulier en agrarisch natuurbeheer, bij aan (inter)nationale biodiversiteitsdoelstellingen. Ze richten zich daarbij op de doelen uit de VHR en KRW en dragen daarmee ook bij aan de algemene biodiversiteit zoals geformuleerd in de CBD doelstellingen.

Het Rijk en provincies passen hun beleid - indien nodig - aan de omstandigheden aan

Informatie over biodiversiteit kan in de verschillende fases van de beleidscyclus gebruikt worden voor aanscherping of aanpassing van het beleid. Indicatoren kunnen daarbij gebruikt worden om antwoord te geven op, vragen als:

  • Wat is de huidige biodiversiteitstoestand, in relatie tot de beleidsdoelen?
  • Wat is de richting en snelheid van veranderingen, in relatie tot de beleidsdoelen?
  • Wat zijn de omvang en intensiteit van oorzaken van (ongewilde) veranderingen in biodiversiteit?
  • Welk beleid en/of maatregelen (kunnen) worden ingezet, ten gunste van beleidsdoelen (handelingsopties) en wat is hun gerealiseerde of verwachte effect?


Nu het natuurbeleid gedecentraliseerd is, is meer informatie nodig over toestand en trends in de afzonderlijke provincies. In deze CLO publicatie beleidsrelevante natuurindicatoren wordt een aantal biodiversiteitsindicatoren beschreven, het gaat om zowel indicatoren relevant zijn met betrekking tot het volgen van de specifieke VHR doelen als voor het volgen van de generieke biodiversiteitsdoelen (CBD). In de beschrijvingen wordt aangegeven wat de relevantie van de indicatoren is in relatie tot beleidsdoelen en beleidsstrategieën.
Zie ook:

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Biodiversiteitsindicatoren in relatie tot natuurbeleid van provincies en Rijk
Omschrijving
Beschrijving relevantie van biodiversiteitsindicatoren voor het natuurbeleid
Verantwoordelijk instituut
PBL (Dirk-Jan van der Hoek, Arjen van Hinsberg), WUR (Bart de Knegt)
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Biodiversiteitsindicatoren in relatie tot natuurbeleid van provincies en Rijk (indicator 1615, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.