Leegstand van kantoren, 1991-2017

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd.

In Nederland is een overaanbod van kantoorvloeroppervlakte. Gemiddeld staat 15,9% van de kantoorvloeroppervlakte leeg per 1 januari 2017. Dit is ruim een procent lager dan in 2016, waarmee een daling van de totale leegstand lijkt te zijn ingezet. Ook de structurele leegstand neemt voor het eerst af, al is de daling bescheiden en bevindt deze zich nog altijd boven de 5 miljoen m2 VVO. De daling van de leegstand komt vooral door een sterke toename van het aantal onttrekkingen door middel van sloop en transformatie van verouderde kantoren.Er zijn regionale verschillen in leegstand: in absolute zin concentreert de leegstand concentreert zich in de Randstad, in het bijzonder rondom Amsterdam en in het Rijnmondgebied.

Bekijk de leegstand in uw gemeente

Er zijn behoorlijk grote verschillen in leegstand binnen Nederland. Bekijk en selecteer de leegstand van kantoren in uw gemeente via onderstaande infographic.

Een kleine zestien procent van de kantoren staat leeg

De voorraad kantoren is tot 2012 lange tijd gestaag toegenomen, met een versnelling van de groei rond de eeuwwisseling als gevolg van het knappen van de internetbubbel en de noodzaak voor beleggers om een atlernatief voor aandelen te vinden. Het gebruik van kantoren hield echter geen gelijke tred met de voorraadontwikkeling. Toenemende leegstand was het gevolg. Sinds 2008, toen de economsiche crisis intrad, is de leegstand nog verder toegenomen en piekte in 2016 met 17,2 procent. Sinds 2012 daalt de voorraad doordat er meer meters aan de voorraad worden onttrokken dan er worden toegevoegd. Pas sinds 2016 zorgt dit voor een daling van de leegstand.

Toename structurele leegstand en afname frictieleegstand

Binnen de vastgoedliteratuur wordt onderscheid gemaakt in aanvangs- en frictieleegstand (leegstand minder dan één jaar), langdurige leegstand (leegstand tussen één en drie jaar) en structurele leegstand (leegstand meer dan drie jaar). Die laatste categorie is de laatste jaren sterk in omvang toegenomen. Vijfenzestig procent van de kantorenleegstand is structureel.

De afgelopen jaren nam de aanvangs- en frictieleegstand gestaag af, van 2,1 miljoen m2 in 2010 naar 1,1 miljoen m2 in 2017. Het gaat hier primair om frictieleegstand, veel minder om aanvangsleegstand. In de crisisjaren daalde het percentage panden dat leegstond bij oplevering tot onder de 10%, waar dit voorheen structureel boven de 20% lag. Na het laagtepunt van 4,4% in 2014 is de aanvangsleegstand echter weer toegenomen tot 33% in 2017.

Ruimtelijke verschillen in leegstand

De grootste volumes kantooroppervlakte bevinden zich in de Randstad. Ruim de helft van de Nederlandse kantoorvloeroppervlakte ligt in de provincies Noord-Holland en Zuid-Holland. Ook de leegstand van kantoren komt vooral voor in de Randstad, in het bijzonder in de Noordvleugel (met soms percentages van boven de 20 procent). De grote leegstand in de Randstad komt onder andere doordat hier veel beleggers actief zijn, terwijl in perifere regio's kantoren vaak in handen zijn van eigenaar-gebruikers. Ook het aandeel (grote) buitenlandse beleggers is in de Randstad veel groter dan in de rest van Nederland. Bij grote beleggingsportefeuilles vormt vastgoed een relatief klein onderdeel waardoor leegstand minder wordt 'gevoeld', en de noodzaak om tot verkoop, huurprijsverlaging of transformatie over te gaan minder groot is. Naast macro-economische, maatschappelijke factoren, lokale en regionale factoren zijn ook locatie- en objectkenmerken van belang voor de aantrekkelijkheid van kantorenvastgoed.

Kantelpunt: minder nieuwbouw, meer onttrekkingen

Lange tijd (tot 2012) zijn er veel nieuwe vierkante meters aan verhuurbaar kantoorvloeroppervlakte bijgekomen. Dit komt doordat het aantal onttrekkingen jarenlang relatief laag en stabiel is geweest en het aantal toevoegingen - ondanks stevige fluctuatie - substantieel hoger lag.
Sinds 2012 worden er meer kantoren aan de voorraad onttrokken dan dat er worden toegevoegd. In vergelijking met de periode voor de crisis ligt het aantal vierkante meters dat jaarlijks wordt toegevoegd aan de voorraad een factor vier lager. Maar waar het aantal toevoegingen de afgelopen jaren stabiliseert neemt het aantal onttrekkingen sterk toe, met maar liefst 1,2 miljoen m2 VVO in 2016. Het is de vraag of dit op de langere termijn voldoende is om de leegstand te laten dalen, het gebruik van kantoren neemt immers ook af.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Voorraad en aanbod van kantoorvloeroppervlakte (m2 VVO)
Omschrijving
Ontwikkeling en stand van de voorraad en het aanbod van kantoorvloeroppervlakte in Nederland. Het betreft alleen de kantoorpanden met minimaal 500 m2 verhuurbaar vloeroppervlakte (VVO). Op basis van de aangeboden oppervlakte zijn leegstandspercentages berekend. Kantooroppervlakte waarvan de huur is opgezegd en tot het moment van beschikbaar komen nog in gebruik is wordt hier ook gerekend tot leegstand.
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
Totalen zijn ingeteld naar gemeenten.
Basistabel
Kantorenbestand van Rudolf Bak
Geografische verdeling
Kantoorpand -> gemeente ->
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Edwin Buitelaar, Niels Sorel, Femke Verwest, Frank van Dongen & Arjan Bregman (2013), Gebiedsontwikkelingen commerciële vastgoedmarkten, een institutionele analyse van het (over)aanbod van winkels en kantoren, PBL, ASRE.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representa-tiviteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Leegstand van kantoren, 1991-2017 (indicator 2152, versie 05,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.