Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2022

Het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik was 15,0 procent in 2022. Dit is 9 procent hoger dan in 2021, toen het aandeel uitkwam op 13,0 procent. Het verbruik van hernieuwbare energie ging van 260 petajoule in 2021 naar 277 petajoule in 2022 (CBS, 2024a). Ook de daling van het totale finale energieverbruik droeg bij aan de stijging van het aandeel hernieuwbare energie. 

Hernieuwbare elektriciteitsproductie voornamelijk uit wind en zon

Het verbruik van hernieuwbare elektriciteit steeg in 2022 met 15 procent en was goed voor ongeveer 40 procent van het totale elektriciteitsverbruik. Deze stijging wordt grotendeels veroorzaakt door een toename in capaciteit voor de productie van zonnestroom en windenergie. Met 46 procent levert wind de grootste bijdrage aan de hernieuwbare elektriciteitsproductie, gevolgd door zonnestroom (36%) en biomassa (18%). 

De elektriciteit uit wind toonde in 2022 een toename van 13 procent. De belangrijkste reden voor deze stijging is de toename van de opgestelde capaciteit van windmolens op het land. De totale capaciteit van windmolens ging van 7 674 megawatt eind 2021 naar 8 755 megawatt eind 2022. Zie ook indicator Windvermogen in Nederland.
De elektriciteitsproductie uit biomassa is in 2022 met 19 procent afgenomen, met name door een daling in het meestoken van biomassa in kolencentrales en decentrale elektriciteitsproductie. De inzet van biomassa in afvalverbrandingsinstallaties voor elektriciteitsproductie is ongeveer gelijk gebleven. 
Het vermogen van het totaal aan zonnepanelen nam toe met 32 procent naar 19 600 megawatt. Hiermee kon er ruim 17 miljard kWh aan zonnestroom geproduceerd worden in 2022.

Daling van hernieuwbare warmte

Het verbruik van hernieuwbare warmte daalde in 2022 met 5 procent naar 82 petajoule. De belangrijkste reden hiervoor is de lagere inzet van biomassa voor warmteproductie, die daalde van 63 petajoule in 2021 naar 54 petajoule in 2022. In 2022 is de warmteproductie met behulp van buitenluchtwarmte met 36 procent toegenomen tot 15 petajoule, door een groei in de afzet van warmtepompen. De warmteproductie uit aardwarmte en bodemenergie bedroeg 13 petajoule, 8 procent meer dan in 2021.

Verbruik biobrandstoffen gedaald

Het verbruik van biobrandstoffen daalde licht van 25 petajoule in 2021 naar 24 petajoule in 2022. Desondanks steeg het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer naar een kleine 11 procent. Dit is ongeveer twee procentpunten meer dan in 2021. De belangrijkste reden voor de stijging van het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer is de toename van het verbruik van hernieuwbare elektriciteit voor vervoer, omdat het elektriciteitsverbruik voor wegvervoer snel groeit en ook omdat het aandeel hernieuwbare elektriciteit snel stijgt.

Beleidsdoelstelling

De volgende doelstelling voor Nederland in EU-verband staat op 38 procent hernieuwbare energie in 2030 (PBL 2023) als Nederlandse bijdrage aan het bindende EU-brede doel van 42,5 procent hernieuwbare energie in 2030 (EU 2023). Daarbij zijn in EU verband indicatieve tussendoelen afgesproken van 16,3 procent in 2022, 19,6 procent in 2025 en 22,5 procent in 2027. 
Nationaal gezien is er nog een doel van 16 procent hernieuwbare energie in 2023 als onderdeel van het Energieakkoord (SER, 2013). In de laatste jaren is het nationale beleid voor 2030 en verder, zoals vastgelegd in het Klimaatakkoord (Rijksoverheid, 2019), meer gericht op bredere doelen die de uitstoot van CO2 doen verminderen, iets waar de toename hernieuwbare energie ook aan bijdraagt. 

Europese cijfers

Cijfers over het aandeel hernieuwbare energie in andere Europese landen zijn te vinden bij Eurostat (2024a,b) en EurObserv’ER (2023). 

Voor meer details over de ontwikkelingen van het verbruik van hernieuwbare energie in Nederland zie Hernieuwbare energie in Nederland | CBS. Deze jaarlijkse publicatie wordt in september uitgebracht. 

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over hernieuwbare energie is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven

Verbruik van hernieuwbare energie

Omschrijving

Ontwikkeling van het verbruik van hernieuwbare energie naar energiebron (zoals wind en biomassa), techniek (zoals windmolens en houtkachels) en toepassing (productie elektriciteit, verwarming en vervoer). 

Verantwoordelijk instituut

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Berekeningswijze

De berekeningswijze verschilt per combinatie van bron en techniek. De basisinformatie is afkomstig uit enquêtes van het CBS, uit de registratie van hernieuwbare stroomcertificaten van CertiQ, registraties van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Rijkswaterstaat Leefomgeving en gegevensverzamelingen van brancheverenigingen.
De berekeningswijze is per techniek vastgelegd in Protocol Monitoring Hernieuwbare Energie RVO CBS (RVO en CBS, 2022). In dit Protocol staat een methodebeschrijving voor zowel de bruto eindverbruik methode (gebruikt voor de berekening van de gegevens in deze versie van de indicator) als de substitutiemethode (gebruikt voor de berekening van de gegevens in de vorige versies van deze indicator). Op StatLine zijn cijfers volgens beide methoden beschikbaar.

Geografische verdeling

Nederland

Andere variabelen

Het verbruik van hernieuwbare energie uitgesplitst naar energiebron / techniek, uitgedrukt als vermeden hoeveelheid fossiele energiedragers en vermeden emissie van CO2

Verschijningsfrequentie

Jaarlijks

Achtergrondliteratuur

Hernieuwbare energie (CBS, korte onderzoekbeschrijving)

Aandeel hernieuwbare energie in 2022 toegenomen naar 15 procent (CBS, 2023a)

Hernieuwbare Energie in Nederland 2022 (CBS, 2023b)

Opmerking

In de verbruikscijfers is de import van groene stroom niet meegeteld.


Statistische overdracht
Met een statistische overdracht wordt door de ene Europese lidstaat een hoeveelheid hernieuwbare energie administratief ingekocht van een andere lidstaat die zijn doelstelling heeft behaald en over een overschot beschikt. Bij een dergelijke overdracht is geen sprake van fysieke stroom van hernieuwbare energie. Het principe van statistische overdrachten is reeds in 2009 afgesproken in de eerste versie van de EU Richtlijn Hernieuwbare Energie vanwege de flexibiliteit en de mogelijkheden tot kosten-efficiency.

Betrouwbaarheidscodering

A (integrale enquête) voor hernieuwbare energie uit waterkracht; windenergie; meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales, en overige biomassaverbranding.
B (schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is) voor biogas
C (schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd) voor biomassa in afvalverbrandingsinstallaties.
D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake) voor hernieuwbare energie uit zonne-energie en biobrandstoffen voor het wegverkeer en houtkachels voor warmte bij bedrijven
E (schatting gebaseerd op een enkele meting, expert judgement, relevante feiten of extrapolatie van andere metingen) voor hernieuwbare energie uit buitenluchtwarmte, warmte uit koeling van net gemolken melk en huishoudelijke houtkachels.
Per onderdeel wordt in het rapport Hernieuwbare Energie in Nederland 2022 (CBS, 2023b) ingegaan op de betrouwbaarheid. 

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
39
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
38
versie‎
37
versie‎
36
versie‎
35
versie‎
31
versie‎
29
versie‎
26
versie‎
23
versie‎
22
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
05

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Verbruik van hernieuwbare energie 1990-2022 (indicator 0385, versie 39,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.