Beschikbaarheid groen om de stad, 1996 - 2008

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd.


Informatie over beschikbaarheid groen om de stad is te vinden op de volgende website

In 2008 heeft 46% van de 50 grootste gemeenten (G50) een tekort aan wandelmogelijkheden en 32% een tekort aan fietsmogelijkheden in de nabijheid van de stad. Van alle gemeenten in 2008 heeft 25% (109 van de 443) een tekort aan wandelmogelijkheden en bij 14% (61 van de 443) is sprake van een tekort aan fietsmogelijkheden.

Groen om de stad speelt een belangrijke rol in de vrijetijdsbesteding van mensen. Daarbij zijn nabijheid van het groen en de toegankelijkheid erg belangrijk. Vooral in het Westen van Nederland is er sprake van een tekort aan wandel- en fietsmogelijkheden.

Groen om de stad moet dichtbij en toegankelijk zijn

Voor het recreatief gebruik van groen om de stad is het belangrijk dat het groen nabij de woning is en dat er ook kan worden gefietst of gewandeld. Als aangenomen wordt dat een fiets- of wandeltocht vanuit de woning meestal een uur duurt, bedraagt daarmee het grootste bereik vanuit de woning (hemelsbreed) 2,5 kilometer voor wandelen en 7,5 kilometer voor fietsen.
De mogelijkheid om te fietsen en te wandelen is verder afhankelijk van de dichtheid aan paden en wegen en de mate van beschutting die wordt geboden door het groen. Zo zijn de mogelijkheden om te wandelen en fietsen in open agrarische gebieden veel kleiner dan in natuurgebieden. In parken zijn deze mogelijkheden juist veel groter.

Toets hoeveelheid groen om de stad

Voor het toetsen van de hoeveelheid groen om de stad is zowel afstand als toegankelijkheid belangrijk. Door De Vries en Bulens (2001) is hiertoe een maat ontwikkeld waarin beiden een rol spelen: de recreatieve opvangcapaciteit. Deze capaciteit wordt uitgedrukt in het aantal recreatieplaatsen per hectare binnen een bepaalde afstand van het bebouwde gebied. Voor wandelen wordt hierbij een afstand van 2,5 en 10 kilometer aangehouden, voor fietsen een afstand van 7,5 en 15 kilometer. Hoe meer voorzieningen, wandel- en fietspaden, beschutting e.d., hoe meer recreanten er maximaal in een gebied aanwezig kunnen zijn. Om de beschikbaarheid te bepalen wordt uiteindelijk de opvangcapaciteit afgezet tegen de vraag naar wandel- en fietsmogelijkheden.


Groen voor recreatie: het globale landelijk beeld
In 2008 heeft 25% van alle gemeenten (109 van de 443) een tekort aan wandelmogelijkheden en bij 14% (61 van de 443) is sprake van een tekort aan fietsmogelijkheden. De gemeenten met zowel een tekort aan fiets- als wandelmogelijkheden liggen vooral in het Westen. Gemeenten met alleen een tekort aan wandelmogelijkheden liggen ook in Friesland en Groningen.
Tussen 2006 en 2008 is de beschikbaarheid van fiets- en wandelmogelijkheden in een groot aantal gemeenten veranderd. In bijna alle gemeenten is een afname te zien. Dit is het gevolg van een feitelijke afname van de mogelijkheden, in andere gemeenten is door de groei van de bevolking de vraag sneller gegroeid dan de mogelijkheden om te fietsen of wandelen. De enige positieve uitzonderingen zijn Boarnsterhim, Haarlemmerliede en Spaarnwoude, Alkemade, Barendrecht, Bodegraven, Bernisse, Nieuw-Lekkerland, Korendijk, Rozenburg, Spijkenisse, Zoeterwoude, Waterland, Maastricht en Stein, waar de mogelijkheden voor wandelen toegenomen zijn. Opvallend is dat dit voor wat de Randstad betreft vooral kleinere gemeenten rond de grote steden zijn: de toename is vooral toe te schrijven aan verspreide groenstroken langs wegen en in nieuwbouwwijken. De enige grote toename komt voor rekening van een nieuw recreatiegebied in Stein, langs de Maas.
Fietsmogelijkheden zijn alleen toegenomen in de gemeente Westland: dit komt door sloop van kassen. Een deel van de vrijgekomen ruimte wordt bebouwd met woningen, een deel wordt omgezet in groenstroken.

Groen voor recreatie bij de G50-gemeenten

In 2008 heeft 46% van de 50 grootste gemeenten (G50) een tekort aan wandelmogelijkheden en 32% een tekort aan fietsmogelijkheden. Deze gemeenten liggen vooral in het westen van het land. Gemeenten met alleen een tekort aan wandelmogelijkheden liggen in Groningen en Friesland. In Rotterdam en Schiedam is de vraag naar wandelmogelijkheden vijf keer zo groot als het aanbod. Binnen de G50 zijn tussen 2006 en 2008 de mogelijkheden om te fietsen of te wandelen nergens toegenomen, er is een lichte afname te zien in Hoorn, Gouda en Amstelveen. Wordt de trend in de periode 2006-2008 vergeleken met die in de periode 2000-2003 en 2003-2006 dan is er bij zowel de fiets- als de wandelmogelijkheden sprake van een verdere afname aan mogelijkheden.

Beleidsdoelstellingen groen om de stad

Het Rijk heeft zich in de periode tot 2008 tot doel gesteld om de hoeveelheden groen rond de stad uit te breiden door extra groengebieden aan te leggen bij de grote steden (VROM et al.,2006; LNV, 2004). Dit programma heet Recreatie om de Stad (RodS). De taakstelling was om 14.563 hectare grootschalig groen te realiseren in 2013 en 492 hectare regionaal groen bij grote nieuwbouwlocaties te realiseren in 2010 (LNV,2004; schriftelijke mededeling LNV, 2009). Bruikbaarheid, bereikbaarheid en toegankelijkheid waren onderdeel van deze doelstellingen. De verwerving en inrichting van gronden verliep moeizaam, onder meer door de hoge ruimtedruk rond grote steden.
Deze indicator verwijst ook naar de volgende doelen en nationale belangen van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR, 2012), de actuele nota met het ruimtelijke beleid :

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland (concurrerend)
  • Nationaal Belang 1: Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationaal bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren


In de SVIR wordt de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte door het Rijk overgelaten aan de provincies en de gemeenten. Wel wordt de aanwezigheid van toegankelijk groen en recreatiemogelijkheden als onderdeel van de 'quality of life' genoemd, welke van belang wordt geacht voor de concurrentiepositie van stedelijke regio's.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Beschikbaarheid groen om de stad
Omschrijving
Beschikbaarheid van mogelijkheden voor wandelen en fietsen in de omgeving van de woning (aanbod en vraag vergeleken) (eenheid: percentage) (gemiddelde per gemeente)
Verantwoordelijk instituut
PBL
Berekeningswijze
De berekeningen voor deze indicator zijn uitgevoerd met behulp van het model AVANAR (Alterra). Met behulp van CBS Bodemstatistiek en enkele aanvullende bestanden over bodemgebruik wordt eerste een naar bodemgebruik gewogen opvangcapaciteit voor wandelen en fietsen berekend. Deze wordt vergeleken met de vraag binnen een afstand die staat voor een korte wandel- of fietstocht vanuit de woning. Voor wandelen is de afstand 2,5 en 10 km. Voor fietsen is dat 7,5 en 15 km. De vraag is afhankelijk van de bevolkingsdichtheid en het aandeel allochtonen.
Basistabel
CBS-Bodemstatistiek; model AVANAR
Geografische verdeling
Gemeenten
Verschijningsfrequentie
Iedere 2-3 jaar (afhankelijk van verschijningsfrequentie Bodemstatistiek)
Achtergrondliteratuur
Zie 'referenties' en 'overige relevante informatie'
Opmerking
Let op: indicator is niet vergelijkbaar met die in de MNR 1 en 2 en het MNC: - Andere normafstanden, verschillend voor wandelen en fietsen - wandelen en fietsen nu gesplitst
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Beschikbaarheid groen om de stad, 1996 - 2008 (indicator 0451, versie 04,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.