Energieverbruik in de land- en tuinbouw, 1995-2006

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Binnen de land- en tuinbouw verbruikt de glastuinbouw verreweg de meeste energie. Afhankelijk van de strengheid van de winter fluctueert het energieverbruik.

Vooral verbruik aardgas voor verwarming

Het grootste deel van het energieverbruik in de land- en tuinbouw vindt plaats in de glastuinbouw. Deze sector verbruikt met name aardgas voor de verwarming van kassen. Het weer (temperatuur en zonneschijn) is de belangrijkste factor die de hoogte van het energieverbruik bepaalt.
Het toepassen van stoom en warm water voor de verwarming van kassen is vooral in de eerste helft van de jaren negentig sterk toegenomen. Vanaf 1999 is het warmteverbruik aan het dalen. Dit is een gevolg van de Liberalisering van de Energiemarkt, waarbij de glastuinbouw kiest voor een hogere constante afname van aardgas tegen een lagere prijs in plaats van warmteverbruik van omliggende industrieën aangevuld met een lagere constante afname van aardgas en af en toe duurdere piekafname.
Voor het overige verbruik (verwarming stallen, verlichting, machines) is nauwelijks een ontwikkeling waar te nemen.

Verbruik elektriciteit en aardgas in 2006 gedaald

Door de sterke toename van het aantal warmte-krachtcentrales (WKC's), met name in de glastuinbouw, is er in 2006 veel minder elektricteit van het openbare net afgenomen. De afname is hierdoor ten opzichte van 2005 vrijwel gehalveerd.
De WKC's leveren ook veel warmte, die in sommige gevallen geleverd wordt aan
omliggende bedrijven die geen WKC installatie hebben. Deze omliggende bedrijven
nemen daardoor minder aardgas af. Dit verklaart onder meer de afname van het verbruik van aardgas in 2006 ten opzichte van 2005.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Energieverbruik in de land- en tuinbouw.
Omschrijving
Ontwikkeling van het energieverbruik per energiedrager en sector in de land- en tuinbouw.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en Landbouw-Economisch Instituut (LEI).
Berekeningswijze
Berekening door het LEI op basis van gegevens uit het LEI Bedrijven Informatie Net en de CBS Landbouwtelling.
De Landbouwtelling is een integrale enquête onder alle 90 duizend Nederlandse landbouwbedrijven met een economische omvang van 3 NGE (Nederlandse Grootte Eenheid) of meer. Het artikel Landbouwtelling (CBS, 2006) geeft een korte methodebeschrijving van dit onderzoek.
Geografische verdeling
Nederland.
Andere variabelen
Uitgaven voor energieverbruik, energieverbruik voor verwarming, energieverbruik per m2, energieverbruik per bedrijf, uitgaven voor energieverbruik per bedrijf.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks.
Achtergrondliteratuur
Landbouwtelling (CBS, 2006). De publicatie Land- en tuinbouwcijfers 2008 (LEI en CBS, 2008) geeft enkele tabellen over het energieverbruik door de land- en tuinbouw (p. 55-57).
Opmerking
Het Milieu- en Natuurcompendium geeft voor het energieverbruik door de land- en tuinbouw andere cijfers dan de databank StatLine (CBS, 2007) en publicatie Land- en tuinbouwcijfers 2008 (LEI en CBS, 2008). In deze publicaties omvat het energieverbruik van de land- en tuinbouw ook het verbruik van motorbrandstoffen voor mobiele landbouwwerktuigen, terwijl dit in het Milieu- en Natuurcompendium niet het geval is. Het verbruik van brandstoffen door mobiele landbouwwerktuigen (zoals tractors) wordt in het Milieu- en Natuurcompendium toegedeeld aan het verkeer en vervoer.
Betrouwbaarheidscodering
B (Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is).

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Energieverbruik in de land- en tuinbouw, 1995-2006 (indicator 0013, versie 08,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.