Gebruiksfuncties van de Noordzee, 2019

Het Nederlands Continentaal Plat van de Noordzee geeft plaats aan een groot aantal economische gebruiksfuncties. Deze staan vaak op gespannen voet met de natuurfuncties van het gebied.

Veel interacties tussen gebruiksfuncties

Het Nederlands deel van de Noordzee, of wel het Nederlands Continentaal Plat (NCP) omvat 57,5 duizend km2. Het biedt ruimte aan een groot aantal economische gebruiksfuncties en tevens aan een aantal Natura 2000 gebieden. Gebruiksfuncties die op het NCP plaatsvinden zijn de winning van olie, gas, zand, grind en schelpen. Daarnaast scheepvaart, visserij en aquacultuur (kweek van vis, schelpdieren en wieren), militaire oefeningen, recreatie, en transport via leidingen van olie en gas en via kabels van communicatie en elektriciteit. De laatste jaren is daar windenergie als nieuwe speler bijgekomen, en in de toekomst wil de Rijksoverheid dat kooldioxide wordt opgeslagen in uitgeputte olie- en gasvelden.
Voor de geografische ligging van de economische functies op het NCP zie de pagina Atlas actueel op de website Noordzeeloket (IDON, 2019). Onderstaand schema geeft de interacties tussen de gebruiksfuncties weer.

Zeescheepvaart op NCP verloopt via verkeersstelsel

Milieu en veiligheid zijn belangrijke thema's binnen het Nederlandse zeescheepvaartbeleid. Het NCP is één van de drukst bevaren zeegebieden ter wereld. Om de zeescheepvaart in goede banen te leiden is een stelsel van 3600 km2 aan scheepvaartroutes, verkeersscheidingsstelsels, clearways en ankergebieden aangelegd. Dit verkeersstelsel loopt van Het Kanaal tot en met de Duitse Bocht, met bij Nederland twee gebaggerde toegangsgeulen, de Euro-Maasgeul naar Rotterdam / Europoort en de IJgeul naar IJmuiden. De verkeersroutes optimaliseren de veiligheid van het scheepvaartverkeer. Ze zorgen ervoor dat schepen een optimale, veilige afstand tot de andere gebruiksfuncties van het NCP houden, en beperken zo het risico op milieuverontreiniging. Ook zijn de havens hiermee veiliger en vlotter te bereiken.

Interacties zeescheepvaart met andere gebruiksfuncties

Bij de planvorming voor scheepvaartroutes en ankergebieden wordt behalve met de scheepvaartveiligheid ook rekening gehouden met de natuur(gebieden) en de andere gebruiksfuncties, zoals visserij, olie- en gaswinning, recreatievaart en oppervlaktedelfstofwinning. In principe zijn visserij, oppervlaktedelfstofwinning en recreatievaart ook binnen scheepvaartroutes toegestaan. Visserschepen mogen de scheepvaartroutes echter alleen haaks kruisen.
De interactie tussen scheepvaart en kabels en leidingen speelt alleen ten aanzien van het ankeren door de scheepvaart. Hoewel kabels en leidingen in principe zo worden aangebracht dat zij geen obstakel vormen voor ander gebruik, moet het ankeren op kabels en leidingen zoveel mogelijk worden voorkomen. Nieuwe kabels worden dan ook zo snel mogelijk opgenomen in scheepvaartkaarten.
Bij de planvorming en aanwijzing van windenergiegebieden vindt altijd intensieve afstemming plaats met de scheepvaartsector. Windmolenparken nemen vaak veel ruimte in beslag en staan voor tientallen jaren op zee. Hetzelfde geldt voor olie- en gasplatforms die boven het wateroppervlak staan en jaren in gebruik zullen zijn. Bij de planvorming en de vergunningverlening voor windenergie en de olie- en gasactiviteiten wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de verwachte ontwikkelingen in de scheepvaartsector.

Zeescheepvaart en milieuverontreiniging

Het verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) ter voorkoming van verontreiniging van de zee door olie (MARPOL) is de internationale koepel voor vrijwel alle maritieme milieuzorg. In de loop der jaren zijn aan dit verdrag meerdere bijlagen gehecht die de werking uitbreiden naar ook andere vormen van milieuverontreiniging dan olie. Zo is onder Bijlage V een totaalverbod op het lozen van afvalstoffen afgesproken en stelt Bijlage VI normen voor emissies via verbrandingsgassen van stikstof, zwavel en stoffen die de ozonlaag afbreken. MARPOL-voorschriften zijn in Nederlandse wetgeving uitgewerkt in de Wet voorkoming verontreiniging door schepen. Deze wet regelt ook het gebruik van havenontvangstinstallaties voor scheepsafval en olie.

Visserij

Centraal doel van het Gemeenschappelijk Visserijbeleid van de Europese Unie (2014) is een duurzaam beheer van de visbestanden. De visserij op de Noordzee is hiermee gebonden aan strikte regels en maatregelen met betrekking tot de toegestane vangsthoeveelheid, de plaats waar gevist mag worden en de periode en/of het aantal visdagen, het toegestane motorvermogen en voorschriften voor het vistuig en de vistechniek.
Behalve op de visbestanden heeft de visserij ook invloed op het overige leven in de Noordzee, zoals de bodemfauna. In beschermde natuurgebieden zijn verstorende effecten door de visserij alleen met beperkingen of algehele uitsluiting te voorkomen. Innovatieve, duurzame vistechnieken ter vervanging van de boomkorvisserij hebben grote aandacht omdat zij de bodem (meer) met rust laten en ongewenste bijvangsten voorkomen.
Er mag in principe overal op het NCP gevist worden, behalve op plekken waar dat expliciet is verboden (zoals in de bestaande windparken). Ook zijn delen van de Natura 2000-gebieden uitgesloten voor bodemberoerende visserij. De Nederlandse territoriale zee is tot op zekere hoogte ook toegankelijk voor vissers uit aangrenzende landen. De zone tot 3 mijl uit de kust is exclusief voor Nederlandse vissers. Binnen de 12-mijlszone en in de zogenaamde 'Scholbox' ten noorden van de Waddeneilanden en in de Duitse Bocht mogen alleen schepen met een motorvermogen van minder dan 300 pk vissen.

Olie- en gaswinning

Voor de opsporing, winning en het vervoer van olie en gas is op het Nederlands Continentaal Plat een uitgebreid netwerk van productieplatforms en pijpleidingen aangelegd. Van de ruim 150 platforms wordt het overgrote deel gebruikt voor gaswinning (NLOG, 2018).
In een zone van 500 meter rond platforms is geen scheepvaart of ander gebruik toegestaan. Dit geeft lokaal beperkingen voor de visserij, scheepvaart en recreatievaart. In de vergunningen die voor windenergieparken zijn verleend, is een bepaling opgenomen over de afstemming met de olie- en gaswinning in hetzelfde gebied. Omgekeerd kunnen op grond van het Mijnbouwbesluit aan een olie- of gasplatform en de plaatsing daarvan voorwaarden worden gesteld ten behoeve van de afstemming met windenergie.
Doordat de olie- en gaswinning teruglopen, raken steeds meer platforms op het NCP buiten gebruik. Niet meer in gebruik zijnde platforms moeten worden opgeruimd. Uitgeputte gasvelden kunnen in de toekomst mogelijk dienen voor de opslag van kooldioxide.

Oppervlaktedelfstoffenwinning

Op de Noordzee wordt vooral zand gewonnen. Daarnaast, in veel kleinere hoeveelheden grind en schelpen. Zandwinning is een activiteit van nationaal belang. Voor deze activiteit is een gebied met een oppervlakte van ruim 5 duizend km2 gereserveerd tussen de 12-mijlsgrens en de doorgaande NAP -20 meter dieptelijn. De hoeveelheid gewonnen zand bedraagt gemiddeld circa 35 miljoen m3 per jaar, een hoeveelheid die door de zeespiegelstijging de komende jaren waarschijnlijk zal gaan toenemen. Hiervan wordt ongeveer de helft gebruikt als ophoogzand op het land en de andere helft als kustsuppletie. In de praktijk fluctueren de hoeveelheden echter sterk van jaar tot jaar. Regelmatig zijn er grote hoeveelheden zand nodig voor specifieke projecten: in 2009-2013 de aanleg van de Tweede Maasvlakte (circa 213 miljoen m³ zand), in 2011-2012 de Zandmotor bij Delfland (21,5 miljoen m³ zand), en in 2014 de Hondsbossche en Pettemer zeewering (35 miljoen m³ zand).
Oppervlaktedelfstofwinning in de buurt van rustgebieden voor zeezoogdieren en vogels kan tot ongewenste verstoringen leiden. Verder is het winnen van zand en andere oppervlaktedelfstoffen niet of nauwelijks mogelijk op plaatsen waar kabels en leidingen liggen. Bij de planvorming en vergunningverlening voor kabels en leidingen moet dan ook rekening gehouden worden met oppervlaktedelfstofwinning.

Baggerstort

Om de vaargeulen op zee op diepte te houden, moet er regelmatig worden gebaggerd. Het Besluit Bodemkwaliteit (VROM, 2007) regelt wat er met de vrijkomende baggerspecie moet gebeuren. Zand afkomstig uit het kustfundament, de zone tussen de duinen en zeedijken en de NAP -20 meter dieptelijn in zee, moet in die zone blijven. Het wordt teruggestort in verspreidingsvakken (loswallen) in de directe omgeving van de plaats waar het is weggebaggerd. Zand uit geulen buiten het kustfundament kan dienen als ophoogzand.
Door regels te stellen voor het verspreiden van de vrijgekomen baggerspecie en door verspreidingsvakken aan te wijzen, zijn negatieve effecten op de natuur te minimaliseren. Er wordt gestreefd naar een gunstige combinatie van zandwinning en het verspreiden van baggerspecie door gebruik te maken van verdiepte loswallen. Hierbij wordt eerst tot een diepte van circa 10 meter zand gewonnen, waarna in de zandwinput de baggerspecie wordt verspreid.

Kabels en leidingen

Op het NCP ligt ongeveer 4500 kilometer pijpleiding en 6 duizend kilometer kabel. Van de kabels is circa de helft niet meer in gebruik. Aan weerszijden van de kabels die nog wél actief zijn, is een zone van 500 tot 1000 meter aangewezen voor het noodzakelijke onderhoud. Door de bouw van nieuwe windenergieparken op zee zullen er nog hoogspanningskabels voor elektriciteitstransport bijkomen. Ook zijn er waarschijnlijk nog nieuwe telecomkabels te verwachten.
Kabels en leidingen moeten op een dusdanige wijze worden aangebracht dat zij geen gevaar of belemmering opleveren voor de scheepvaart en visserij. Dit betekent dat ze voldoende diep ingegraven moeten worden zodat er in principe veilig gevist en gevaren kan worden. Waar kabels en leidingen liggen, is geen zandwinning mogelijk en kunnen schepen niet ankeren.

Militaire activiteiten

Van het NCP is 4200 km2 beschikbaar voor militaire doeleinden. Het gaat daarbij vooral om gebieden waar militaire oefeningen worden gehouden. Daarnaast zijn er enkele munitiestortplaatsen die niet meer actief gebruikt worden, maar waar nog oude voorraden liggen.
Militair gebruik en andere functies worden met elkaar afgestemd. De oefengebieden zijn in een aantal gevallen tijdens de oefeningen verboden gebied voor alle andere activiteiten. Er vindt afstemming plaats tussen het militaire en het civiele gebruik (zoals visserij, scheepvaart, oppervlaktedelfstoffenwinning, olie- en gaswinning) omdat niet alle militaire oefengebieden dagelijks in gebruik zijn.

Windmolenparken

In het Nationaal Energieakkoord (2013) is afgesproken dat in 2023 16 procent van de energie duurzaam moet worden opgewekt. Windenergie op zee is daarbij onmisbaar. Afgesproken is dat in 2023 windenergie op zee in totaal 4450 MW elektriciteit moet leveren. Daarmee kunnen ruim 5 miljoen huishoudens van elektriciteit worden voorzien. Dat betekent ruim 3450 MW bovenop de 957 MW die in 2019 al gebouwd is. In 2019 zijn op het Nederlands Continentaal Plat vijf windmolenparken in werking: Egmond aan Zee, IJmuiden, Luchterduinen en Gemini (omvat 2 windparken).

Natuur

Ongeveer een vijfde deel van het NCP (ruim 11 duizend km2) omvat Natura 2000 gebieden. Het gaat zowel om gebieden langs de kust (Noordzeekustzone, Voordelta, Vlakte van de Raan, Deltawateren) als meer op zee (Doggersbank, Klaverbank, Friese Front). Als gevolg van verschillen in waterdiepte, voedselrijkdom, zoutgehalte, stroming en samenstelling van de bodem is er een grote diversiteit aan levensgemeenschappen. De biodiversiteit is het hoogst in de Voordelta, de Klaverbank, aan de noordzijde van de Doggersbank, en in een breed gebied ten noorden en noordwesten van de Waddeneilanden.
De natuurfuncties van het NCP staan in een aantal gevallen op gespannen voet met de economische activiteiten die er plaatsvinden. Bescherming van de natuurwaarden gebeurt door habitatbescherming, soortbescherming en uitvoering van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (EU, 2008). De laatste jaren worden steeds meer gebieden op zee gereserveerd voor bepaalde typen van gebruik. Voorbeelden hiervan zijn de Natura 2000-gebieden, de windmolenparken, zoekgebieden voor nieuwe windmolenparken en zandwingebieden. Ook worden gebieden aangewezen waarin de visserij verboden of sterk gelimiteerd is (Natura 2000-gebieden Voordelta en Noordzeekustzone).

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Gebruiksfuncties van de Noordzee
Omschrijving
De indicator geeft een beschrijving van de belangrijkste gebruiksfuncties van het Nederlands Continentaal Plat (NCP) van de Noordzee.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) op basis van gegevens op met name de website Noordzeeloket (IDON, 2019). Deze website is een initiatief van het Interdepartementaal Directeuren Overleg Noordzee (IDON), dat een coördinerend orgaan is voor Noordzeezaken. In IDON werken alle ministeries met taken en verantwoordelijkheden op de Noordzee samen met de uitvoeringsorganisaties Rijkswaterstaat en Kustwacht.
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederlands Continentaal Plat (NCP) van de Noordzee
Verschijningsfrequentie
-
Achtergrondliteratuur
Noordzeeloket (IDON, 2019)
Beleidsnota Noordzee, 2016-2021 (IenM, EZ, 2015b).
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
07
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Gebruiksfuncties van de Noordzee, 2019 (indicator 0064, versie 07,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.