Verzuring en grootschalige luchtverontreiniging: emissies, 1990 - 2013

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De emissies van zwaveldioxide, stikstofoxiden, ammoniak, fijn stof en NMVOS zijn sterk afgenomen sinds 1990. Met uitzondering van ammoniak liggen de emissies in 2013 allen onder het Europese emissieplafond(NEC) vanaf 2010.

Uitstoot van verzurende stoffen, NMVOS en fijn stof sterk gedaald

De uitstoot ofwel emissies van de verzurende stoffen ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx) en zwaveldioxide (SO2) zijn fors afgenomen in de periode 1990-2000. Ook de emissies van fijn stof (PM10) en vluchtige organische stoffen (Niet-Methaan-VOS) zijn fors gedaald in deze periode. Na 2000 namen de emissies van de meeste stoffen nog steeds verder af, maar minder sterk dan in de periode daarvoor. De NOX-emissie daalde nog wel in hetzelfde tempo als de voorgaande periode. De SO2-emissie bleef tussen 2003 en 2007 stabiel en is na 2007 verder gedaald. In de onderstaande alinea's wordt de trend per stof verder toegelicht.

De emissies zijn hier weergegeven volgens de definities van de EU-richtlijn inzake Nationale Emissieplafonds (NEC-richtlijn), dus exclusief de bijdrage van de zeescheepvaart. Luchtverontreinigende emissies van de zeescheepvaart namen tussen 1990 en 2006 toe. Tussen 2006 en 2013 zijn de emissies door de zeescheepvaart gedaald. Zie verder:

Uitstoot stikstofoxiden met 58% afgenomen sinds 1990, en onder emissieplafond 2010

Gedurende de periode 1990-2013 zijn de NOx emissies gedaald van 574 kton naar 240 kton (-58%). Dit is vooral het gevolg door het stellen van emissie-eisen aan personenauto's en vrachtverkeer (Euro-normen) en maatregelen in de industrie, raffinaderijen en energiesector.
Ten opzichte van 2012 is de uitstoot in 2013 met 7,9 kton afgenomen. Hierdoor ligt de emissie circa 20 kton onder het emissieplafond van 260 kton vanaf 2010. De daling in 2013 is vooral het gevolg van een schoner autopark en minder verkeer.

Zwaveldioxide-uitstoot met 84% afgenomen en ruim onder het NEC-plafond

Tijdens de periode 1990-2013 zijn de SO2 emissies in de NEC-sectoren gedaald van 192 kton naar 30 kton (-84%). Dit is nog steeds ruim onder het NEC-emissieplafond voor SO2 dat 50 kton bedraagt vanaf 2010.
In de periode 1990-2007 zijn de SO2-emissies vooral gedaald door het Besluit Emissie-Eisen Stookinstallaties (BEES) voor de energiesector, raffinaderijen en industrie en het verzuringsconvenant met de energiesector. De maatregelen waarmee de reductie werd bereikt zijn:
- rookgasreiniging bij raffinaderijen, de industrie en de energiesector;
- overgang van olie- naar gasstook bij raffinaderijen en in de chemische industrie;
- inzet van kolen met een lager zwavelgehalte in de kolengestookte energiecentrales.
Naast de reductie in de bovengenoemde sectoren is de SO2-emissie van verkeer en vervoer afgenomen door de verlaging van het zwavelgehalte van de brandstoffen.
De lagere SO2-emissie in periode 2007-2012 is vooral het gevolg van een overschakeling van oliestook naar gasstook bij de raffinaderijen en door het verder aanscherpen van normen voor het maximaal zwavelgehalte van rode diesel die wordt gebruikt door de binnenvaart, visserij en mobiele werktuigen.
In 2013 is voor de NEC-sectoren de SO2-emissie ten opzichte van 2012 gedaald met circa 4 kton. De emissie bij raffinaderijen nam met name door het minder fakkelen met circa 4 kiloton af en bij de industrie was er een daling te zien van ruim 1 kiloton door een lagere productie. Daartegenover stond een toename van de emissie bij enegiecentrales met ruim 1 kiloton door de inzet van meer steenkool.

Uitstoot ammoniak met 66% afgenomen, toch boven het NEC-plafond

Sinds 1990 zijn de emissies van NH3 (ammoniak) gedaald van 373 kton naar 134 kton in 2013 (-66%). Dit is 6 kton boven het emissieplafond van 128 kton vanaf 2010. Toch vertonen de emisies nog steeds een dalende trend.
De afname sinds 1990 is het gevolg van krimp van de veestapel, eiwitarm voer, afdekken van mestopslagen, emissiearm bemesten en emissiearme stallen. De grootste bijdrage levert emissiearme bemesting (Van Bruggen et al., 2014). Bij emissiearm bemesten vervluchtigt er weinig ammoniak, waardoor er meer stikstof in de bodem beschikbaar komt voor het gewas en er minder kunstmest nodig is. Ondanks de toename van het aantal melkkoeien is de uitstoot van ammoniak (NH3) in 2013 ten opzichte van 2012 met circa 2 kton afgenomen. Dit komt vooral door een toename van het gebruik van luchtwassers, die zich voornamelijk op varkensstallen bevinden.

Hogere ammoniakuitstoot door nieuwe inzichten

Nadat in de vorige ronde de ammoniak emissies al voor de periode 1997-2012 naar boven toe waren bijgesteld zijn ze deze ronde ook weer naar boven bijgesteld, maar nu voor de gehele reeks 1990-2013. In beide gevallen heeft de bijstelling plaatsgevonden vanwege nieuwe inzichten. In de vorige ronde ging het om de volgende nieuwe inzichten:
- luchtwassers, die voornamelijk op varkensstallen zitten, worden niet altijd gebruikt;
- vanaf 2002 is in melkveestallen het leefoppervlak per dier toegenomen: door het grotere contactoppervlak van mest met lucht wordt meer ammoniak uitgestoten.
Door de aangepaste aannames vond een toename plaats het nationale totaal met 6,6 kton ten opzichte van 2011.

In deze ronde ging het om de volgende nieuwe inzichten:
- nieuwe fors hogere emissiefactoren voor varkensstallen;
- hogere emissiefactor aanwending mest voor alle diersoorten;
- nieuw te rapporteren NEC bronnen afrijping gewassen en gewasresten op het veld;
- hogere emissiefactor wegverkeer.
Het nationale totaal nam hierdoor toe met circa 15 kton ten opzichte 2012.

Uitstoot van vluchtige organische stoffen (NMVOS) ruim onder emissieplafond

De NMVOS-emissies zijn sinds 1990 met 69% gedaald tot een niveau van circa 150 kton in 2013. Dit is ruim onder het NEC-emissieplafond voor NMVOS dat 185 kton bedraagt vanaf 2010.
De emissies zijn vooral gedaald door maatregelen in het kader van het Koolwaterstoffen 2000-programma en het Nationaal Reductieplan NMVOS (VROM, 2005). Daarnaast zijn de emissies in de verkeerssector gedaald doordat de emissie-eisen voor het wegverkeer (Euro-normen) regelmatig zijn aangescherpt.
Ten opzichte van 2012 is de emissie in 2013 afgenomen met ca. 4 kton. Deze daling vond met name plaats bij de Chemische industrie en Verkeer.

Fijn stof (PM10) uitstoot met 62% gedaald sinds 1990.

Sinds 1990 zijn de emissies van fijn stof (PM10) met circa 62% gedaald, van ongeveer 70 kton in 1990 tot circa 27 kton in 2013. De uitstoot van de fijnere fractie van fijn stof (PM2,5) daalde met 72% van 46,4 kton in 1990 tot 12,8 kton in 2013.
De emissies van fijn stof vallen niet onder de huidige NEC-richtlijn. De afname van de emissies van PM10 heeft vooral plaatsgevonden bij de bedrijven en het (weg)verkeer. De afname bij de bedrijven (industrie, energiesector en raffinaderijen) is vooral te danken aan milieuregelgeving, waaronder het Besluit Emissie-Eisen Stookinstallaties (BEES) en de Nederlandse Emissie Richtlijn Lucht (NER). Dit heeft geleid tot maatregelen zoals procesaanpassingen en een toename van het gebruik van filters. De daling bij het wegverkeer is het gevolg van de Europese emissie-eisen aan nieuwe auto's.
Ten opzichte van 2012 namen de PM10 en PM2,5 emissies in 2013 met respectievelijk 0,6 kton en 0,8 kton af .

Nieuwe inzichten in emissiecijfers

Voor een volledig overzicht van alle wijzigingen, zie de website van de emissieregistratie: www.emissieregistratie.nl.

Nieuwe emissiedoelen voor 2025/2030

Voor meer informatie zie:

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Uitstoot (emissie) van verzurende stoffen en uitstoot van stoffen die bijdragen aan grootschalige luchtverontreiniging
Omschrijving
Emissies van verzurende en grootschalige luchtverontreinigende stoffen (Zwaveldioxide (SO2), stikstofoxiden (NOx), fijn stof (PM10), ammoniak (NH3), vluchtige organische stoffen, exclusief methaan (VOS) volgens de NEC-richtlijn.
Verantwoordelijk instituut
RIVM, in samenwerking in de Emissieregistratie (RIVM, Centraal Bureau voor de Statistiek, Planbureau voor de Leefomgeving, Rijkswaterstaat-Waterdienst-Dienst Water en gebruik, Wageningen Universiteit-Alterra, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, TNO, Deltares).
Berekeningswijze
De emissiegegevens voor de verzurende en grootschalige luchtverontreiniging zijn gepresenteerd volgens de sectorindeling volgens de NEC-richtlijn. Voor de stationaire bronnen komt een deel van de emissiegegevens uit de individuele milieujaarverslagen van bedrijven. Het overige deel wordt bijgeschat op basis van statistische gegevens uit onder andere de energiestatistieken, productiestatistieken van het CBS. Voor een uitgebreide beschrijving van de berekeningsmethoden wordt verwezen naar de methodebeschrijvingen op de website van de Emissieregistratie.
Basistabel
Alle data opvraagbaar op Emissieregistratie
Geografische verdeling
Nederland, provincie, postcode, 5*5 km2 (kaart)
Andere variabelen
Belasting oppervlaktewater, bodem-emissies, emissies oppervlaktewater, lucht-emissies, lucht-emissies volgens IPCC
In totaal circa 300 stoffen
Circa 1600 emissie-oorzaken en circa 1000 (individuele) puntbronnen
Verschijningsfrequentie
In februari definitieve cijfers; in augustus voorlopige cijfers. De hier gepresenteerde cijfers zijn de definitieve emissiecijfers voor de periode 1990-2013, zoals vastgesteld door de Emissieregistratie in februari 2014.
Achtergrondliteratuur
Methoden: op de website van Emissieregistratie achter Overzicht documenten, Begrippen: op de website van Emissieregistratie achter Begrippenlijst
Opmerking
Zie voor de NEC-indeling Samenstelling doelgroepen van het milieubeleid
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
06
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Verzuring en grootschalige luchtverontreiniging: emissies, 1990 - 2013 (indicator 0183, versie 21,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.