Concentratie ozonlaagafbrekende stoffen, 1980-2002

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De concentratie van ozonlaagafbrekende stoffen in de atmosfeer neemt verder af. Herstel van de ozonlaag zal naar verwachting pas zichtbaar worden na 2010.

Daling concentratie ozonlaagafbrekende stoffen zet door

De totale hoeveelheid ozonlaagafbrekende stoffen in de atmosfeer daalt langzaam verder. Deze daling is te danken aan het teruglopen van de emissies van chloorbevattende stoffen. Het potentieel-broomgehalte stijgt nog steeds licht, door voortgaande emissies van broombevattende stoffen (WMO, 2002).Het potentieel-chloorgehalte in de lagere atmosfeer is in het verleden gestegen van een natuurlijk achtergrondniveau van 0,6 ppb tot meer dan 3,5 ppb in 1993 (zie figuur 1). Sindsdien daalt de concentratie in de lagere atmosfeer langzaam (Montzka et al., 1999; Prinn et al., 2000).

De invloed van het Montreal Protocol

De daling van het chloorgehalte is een gevolg van in internationaal verband genomen maatregelen die zijn vastgelegd in het Montreal Protocol (UNEP, 1987-2000). Met name de afname van concentraties methylchloroform (CH3CCl3) (zie figuur 2) heeft gezorgd voor een relatief snelle omslag in potentieel-chloor concentraties in de jaren 1990. De snelheid waarmee potentieel-chloor verder zal dalen loopt terug, omdat de andere chloorbevattende stoffen veel langer in de atmosfeer blijven dan methylchloroform.

Toename van de HCFK-concentratie

De concentratie van HCFK's stijgt de laatste jaren sterk (zie figuur 2), maar hun bijdrage is nog gering. HCFK's kunnen minder goed dan CFK's de stratosfeer bereiken en zijn dus minder effectief in het afbreken van stratosferisch ozon. Deze HCFK's mogen daarom tijdelijk gebruikt worden als vervanger van CFK's; in geïndustrialiseerde landen uiterlijk tot 2030. Zowel CFK's en HCFK's vallen onder het Montreal Protocol.

Wat is potentieel-chloorgehalte en potentieel-broomgehalte?

Het potentieel-chloorgehalte en -broomgehalte in de lagere atmosfeer is een maat voor de hoeveelheid ozonlaagaantastende stoffen, die reeds zijn vrijgekomen maar nog niet in de stratosfeer zijn gearriveerd. Ozonlaagaantastende stoffen bereiken de stratosfeer enkele jaren nadat ze zijn vrijgekomen. Eenmaal in de stratosfeer vallen ze uiteen in kleinere moleculen, die de ozonmoleculen kunnen afbreken. Halonen en CFK's komen nog jaren na productie vrij uit voorraden van bestaande toepassingen.

Begin herstel ozonlaag verwacht na 2010

Waarschijnlijk is de piek in de stratosfeer van stoffen die de ozonlaag aantasten nu vrijwel bereikt. Hierdoor kan op termijn herstel van de ozonlaag gaan optreden. Naar verwachting zal dit herstel echter nog niet zichtbaar worden voor 2010. Een volledig herstel zal meer dan 50 jaar duren. De toename van broeikasgassen in de atmosfeer leidt tot afkoeling van de stratosfeer en kan mogelijk het herstel van de ozonlaag beïnvloeden. De verwachting is dat daardoor ozon minder snel wordt afgebroken in de hogere stratosfeer. Maar door onzekerheid over het effect van afkoeling op ozon in de lagere stratosfeer, is het effect voor de ozonlaag als geheel nog niet goed bekend. Het effect kan zowel positief als negatief zijn (WMO, 2002).

Het Montreal Protocol over stoffen die de ozonlaag aantasten

Het internationale beleid heeft tot doel het beperken of stopzetting van de productie en het gebruik van stoffen die de ozonlaag aantasten. Dit doel is in 1987 vastgelegd in het Montreal Protocol (UNEP, 1987-2000). De landen die het protocol hebben ondertekend, verplichten zich om vanaf 1996 geen chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's) meer te gebruiken. Voor ontwikkelingslanden geldt deze verplichting vanaf 2010. In het protocol is het gebruik van HCFK's nog een reeks van jaren toegestaan. Als gevolg van het Protocol is de productie en het gebruik van ozonlaagaantastende stoffen de afgelopen tien jaar wereldwijd sterk gedaald. Het Montreal Protocol is dus een groot succes te noemen. De genomen maatregelen moeten er toe leiden dat de ozonlaag zich gaat herstellen (dikker wordt) en terugkeert naar een situatie lijkend op 1980.

Methodiek concentratiemetingen

Concentraties van ozonlaagafbrekende stoffen worden op een beperkt aantal plaatsen op aarde gemeten. Deze locaties zijn zo gekozen dat ze ver verwijderd zijn van de bronnen waardoor ze representatief zijn voor een groot gebied. Het mondiaal gemiddelde is berekend als gemiddelde over deze locaties.

Bronnen

  • Fraser, P. J. et al. (1999). Southern Hemisphere halon trends (1978-1998) and global halon emissions. Journal of Geophysical Research vol 104, 15985-15999.
  • Montzka, S.A., J.H. Butler, et al.(1999). Present and future trends in the atmospheric burden of ozone-depleting halogens. Nature vol. 398, pp 690-694.
  • Oram, D. E. et al. (1995). Measurements of HCFC-142b and HCFC-141b in the Cape Grim air archive: 1978-1993. Geophys. Res. Lett. vol. 22 , pp. 2741-2744.
  • Prinn, R.G., R.F. Weiss, et al. (1997). The ALE/GAGE/AGAGE database, DOE-CDIAC World Data Center, Dataset No. DB-1001, 1998.
  • UNEP (1987-2000). The Montreal Protocol on substances that deplete the ozonelayer (met amendementen).
  • WMO (2003) (World Meteorological Organization): Scientific Assessment of Ozone Depletion: 2002. Global ozone research and monotoring project - report No. 47, Geneva, 2003.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Concentratie ozonlaagafbrekende stoffen, 1980-2002 (indicator 0217, versie 04,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.