Invloed van bewolking op de UV-straling, 1996-2002

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is vervallen. De invloed van bewolking op UV-straling is opgenomen in deze indicator.

De UV-straling op grondniveau wordt, behalve door de dikte van de ozonlaag, vooral bepaald door de zonnehoogte en door de bewolking. Door de hoge zonnestand dragen de zomermaanden het meeste bij aan de jaardosis. Bewolking reduceert de hoeveelheid UV-straling gemiddeld met 34%.

Verdeling UV-straling over het jaar

Door de veranderende zonnehoogte varieert de maandelijks dosis UV-straling sterk over een jaar. In juni is de dosis het hoogste. Over de periode 1996-2002 draagt de maand juni gemiddeld 18% bij aan de jaardosis. De 'zomermaanden' mei, juni, juli en augustus dragen over deze periode zo'n 67% aan de jaardosis bij. Daarentegen dragen de 'wintermaanden' november, december, januari, februari slechts 5% bij.

Invloed van bewolking op de UV-straling

In de Bilt schermde de bewolking in de periode 1979-2001 gemiddeld 34% van de UV-straling af. Deze reductie kan van jaar tot jaar en van maand tot maand sterk verschillen. In 2002 was de reductie door bewolking 33%, in 2001 31% en in 2000 35%. De totale voor huidkanker relevante UV-straling op grondniveau was in de Bilt in 2002 vrijwel gelijk aan die in 2001.Naast veranderingen in de dikte van de ozonlaag, hebben dus ook veranderingen in bewolkingspatronen, bijvoorbeeld door klimaatverandering, invloed op de UV-dosis.

Effecten van de toename van de UV-straling

Een toename van de UV-straling veroorzaakt tal van schadelijke effecten voor gezondheid en milieu, waaronder extra gevallen van huidkanker. Op termijn kan jaarlijks het aantal personen met huidkanker in Nederland met bijna 2000 toenemen ten opzichte van 1980.

Beleid bescherming van de ozonlaag

Het internationale beleid heeft tot doel het beperken of stopzetting van de productie en het gebruik van stoffen die de ozonlaag aantasten. Dit doel is in 1987 vastgelegd in het Montreal Protocol (UNEP, 1987-2000). De landen die het protocol hebben ondertekend, mogen vanaf 1996 geen chloorfluorkoolwaterstoffen (CFK's) meer gebruiken. Voor ontwikkelingslanden geldt deze verplichting vanaf 2010. Onder invloed van het Protocol is productie en het gebruik van ozonlaagaantastende stoffen de afgelopen tien jaar wereldwijd sterk gedaald. De genomen maatregelen moeten er toe leiden dat de ozonlaag zich gaat herstellen (dikker wordt) en terugkeert naar een situatie lijkend op 1980.

Toelichting bij de grafiek

In de figuur is de totale hoeveelheid UV-straling per maand weergegeven en de hoeveelheid door de bewolking afgeschermde UV-straling: het bewolkingseffect. De op het aardoppervlak gemeten UV-straling is het verschil tussen die twee (in blauw). Van de UV-straling die het aardoppervlak bereikt, draagt niet elke golflengte even sterk bij aan het ontstaan van huidkanker. Voor dit verschil in effectiviteit kan worden gecorrigeerd met behulp van een actiespectrum, bijvoorbeeld dat voor huidkanker (De Gruijl and Van der Leun, 1994). De zo berekende dosis wordt de 'effectieve' UV-straling genoemd. De totale hoeveelheid UV per maand die in de figuur is weergegeven betreft deze effectieve UV-jaarsom.

Bronnen

  • Den Outer, P.N. (2003). Modelberekening met UVtrans voor Milieucompendium 2003. RIVM, 2003.
  • De Gruijl, F.R. and J.C. van der Leun (1994). Estimate of the wavelength dependency of ultraviolet carcinogenesis in humans and its relevance to the risk assessment of a stratospheric ozone depletion. Health Physics 67, 319-325.
  • UNEP (1987 - 2000). The Montreal Protocol on substances that deplete the ozonelayer (met amendementen)

Relevante informatie

  • UNEP: Veel gestelde vragen over de ozonlaag en gerelateerde milieueffecten.
  • Informatie over het ozonlaagbeleid van Nederland staat op de website van het Ministerie van VROM.
  • Informatie over de actuele en toekomstige ontwikkelingen voor de ozonlaag zijn te vinden in de Milieubalans 2003 en de Milieuverkenning 2000-2030.
  • Informatie over ozonmetingen in Nederland en België vindt u bij KNMI en KMI.
  • Meer informatie over metingen van UV-straling is te vinden op de websites van de WMO (World Ozone and Ultraviolet Radiation Data Centre, UV radiation page), NASA/TOMS en het Europese SUVDAMA project.
  • Metingen van ozonlaagaantastende stoffen: NOAA/CMDL/HATS
  • Informatie over het Montreal protocol vindt u op de website van het 'ozon-secretariaat' van de VN.
  • EPA (Environmental Protection Agency): Informatie over wetenschap en de aantasting van de ozonlaag, het ozonbeleid en alternatieven voor stoffen de ozonlaag aantasten.
  • ETC/ACC (Europeen Topic Center on Air and Climate Change).
  • Den Outer, P.N., H. Slaper, J. Matthijsen, H.A.J.M. Reinen and R. Tax (2000). Variability of ground-level ultraviolet: model and measurement. Radiat. Prot. Dosim. 91, 105.
  • Kelfkens, G., A. Bregman, F.R. de Gruijl, J.C. van der Leun, A. Piquet, T. van Oijen, W.W.C. Gieskes, H. van Loveren, G.J.M. Velders, P. Martens and H. Slaper (2002). Ozone layer - climate change interactions: Influence on UV levels and UV related effects. ISBN 90 5851 079 4, Dutch National Research Programme on Global Air Pollution and climate change, Report 410 200 112.
  • Slaper, H., G.J.M. Velders, J.S. Daniel, F.R. de Gruijl and J.C. van der Leun (1996). Estimates of ozone depletion and skin cancer incidence to examine the Vienna Convention achievements. Nature 384, 256-258.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Invloed van bewolking op de UV-straling, 1996-2002 (indicator 0221, versie 04,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.