Fijn stof in lucht, aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³, 1992-2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De norm voor kortdurende blootstelling aan fijn stof is in 2012 op geen enkel meetstation overschreden. Modelberekeningen geven aan dat er mogelijk langs drukke straten en snelwegen en in de buurt van op- en overslag bedrijven en grote stallen wel sprake van overschrijding is geweest.

Concentraties

De achtergrondconcentraties van fijn stof blijven in het overgrote deel van Nederland onder de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties, dat wil zeggen niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie boven 50 µg/m³. Alleen in verstedelijkte gebieden en in gebieden met veel agrarische activiteiten in het midden en zuiden van Nederland wordt de norm overschreden. Dit komt vooral door de bijdrage van lokale bronnen. In het midden en zuiden van Nederland wordt de norm vaker overschreden dan in het noorden. Dit komt door een hogere uitstoot van fijn stof in het zuiden van Nederland en een grotere invloed van bronnen in het omringende buitenland.

In 2012 zijn op de meetstations geen overschrijdingen van de grenswaarde van fijn stof voor het daggemiddelde waargenomen. Het aantal dagen met een daggemiddelde concentratie boven de 50 µg/m³ varieerde van 5 tot 23. Op de stedelijke stations lag het aantal hoger dan op de regionale stations. De hoogst gemeten daggemiddelde concentratie bedroeg in 2012 126 µg/m³; de laagste 4 µg/m³.

Een aantal malen in 2012 trad grootschalige overschrijding van de concentratie van 50 µg/m³ op, dat wil zeggen dat over het gehele land gedurende een aantal dagen de concentraties waren verhoogd. Veelal is er dan sprake van een stabiele weersituatie met weinig wind waardoor accumulatie van luchtverontreiniging, waaronder fijn stof, kan plaatsvinden. Dit deed zich onder andere voor van 29 tot en met 31 januari, van 27 februari tot en met 3 maart en van 14 tot en met 17 maart.

Berekeningen in het kader van het Nationaal Samenwerkingsverband Luchtkwaliteit (NSL; zie ook onder bij 'Trend', 'Normstelling' en 'Beleid') op een hogere ruimtelijke resolutie dan de kaart geven aan dat langs 22 kilometer weg of straat (per rijrichting) nog overschrijding van de grenswaarde voorkwam (gegevens voor 2011; Van Zanten et al, 2012). Het overgrote deel hiervan bevindt zich in de provincie Noord-Holland. Ook bij veehouderijen treden overschrijdingen van de grenswaarde op; dit gebeurde in 2011 in de nabijheid van 131 intensieve veehouderijen. Deze bedrijven staan in 46 gemeentes voornamelijk in de provincies Gelderland, Limburg, Noord-Brabant en Overijssel.

     

Trend

Er is een jaarlijkse variatie in het aantal dagen waarop de concentratie van 50 µg/m3 wordt overschreden. Op langere termijn valt een duidelijke daling in het aantal dagen met een concentratie boven de norm waar te nemen. De variatie van jaar op jaar wordt vooral veroorzaakt door meteorologische verschillen tussen de jaren.

Fijn stof

Stof is een verzamelbegrip en duidt op het geheel aan zwevende deeltjes in de lucht. Gewoonlijk wordt met de term fijn stof PM10 bedoeld. PM staat hier voor 'particulate matter' en de 10 duidt erop dat het om het deel van het stof in de lucht gaat waarvan (bij benadering) de deeltjes een diameter van 10 micrometer (µm) of minder hebben. Voor een volledige definitie zie bij 'Technische toelichting'.

Bronnen

Fijn stof (PM10) is een verzamelbegrip. Fijn stof bestaat uit een scala van stoffen die een verschillende oorsprong hebben. Op basis hiervan wordt - onder andere met het oog op het beleid - een primaire en een secundaire fractie onderscheiden:

  • De primaire fractie bestaat uit deeltjes die direct door menselijk handelen en/of natuurlijke processen in de lucht worden gebracht. De belangrijkste door menselijk handelen veroorzaakte uitstoot komt van transport, industrie en landbouw. In kustgebieden vormt de zee een belangrijke natuurlijke bron voor fijn stof in de vorm van zeezoutdeeltjes. Opwaaiend bodemstof is een ander deel van de primaire fractie; het is deels van natuurlijke oorsprong.
  • De secundaire fractie bestaat uit deeltjes die in de atmosfeer worden gevormd na chemische reacties in de lucht. Hierbij spelen zowel gassen als reeds aanwezige deeltjes een rol. Ammoniak (NH3), stikstofoxiden (NOx), zwaveldioxide (SO2) en vluchtige organische koolwaterstoffen (VOS) zijn bij deze reacties de belangrijkste stoffen.



Voor meer informatie over de bronnen van fijn stof, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten en het recente rapport van Hendriks et al. (2012).

 

Normstelling

In 2008 is een nieuwe Europese richtlijn voor luchtkwaliteit van kracht geworden. De al bestaande grenswaarden (40 µg/m³ voor het jaargemiddelde en niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie van 50 µg/m³) zijn echter ongewijzigd van kracht gebleven. Wel is het mogelijk voor landen om onder voorwaarden later dan de voorgeschreven datum van 1 januari 2005 te voldoen aan de grenswaarden voor fijn stof. In 2009 heeft de Europese Commissie Nederland voor alle zones en agglomeraties in Nederland uitstel (derogatie) verleend op basis van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL). Nederland moest uiterlijk 11 juni 2012 aan de richtlijn hebben voldaan. Tot die datum gold een verhoogde grenswaarde: niet meer dan 35 dagen met een daggemiddelde concentratie van 75 µg/m³. Voor de beoordeling of in 2012 is voldaan aan de grenswaarde wordt tot 11 juni 2012 het aantal dagen met een daggemiddelde boven 75 µg/m³ en daarna het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ geteld. De beide aantallen worden vervolgens gecumuleerd tot een jaartotaal.
Volgens de huidige inzichten is de grenswaarde voor daggemiddelde concentraties overigens strenger dan de grenswaarde voor het jaargemiddelde. Dit houdt dus in dat als de grenswaarde voor het daggemiddelde niet wordt overschreden, de grenswaarde voor het jaargemiddelde zeer waarschijnlijk ook niet wordt overschreden (Matthijsen & Koelemeijer, 2010).

De fijnstofdeeltjes die niet door menselijk handelen in de lucht worden gebracht, kunnen volgens de richtlijn bij de beoordeling van de luchtkwaliteit voor fijn stof buiten beschouwing worden gelaten. Voor Nederland gaat het dan om de bijdrage van zeezout. De aftrek ervan is vastgelegd in de zogenoemde Regeling Beoordeling Luchtkwaliteit. Sinds november 2012 geldt een nieuwe regeling. De jaargemiddelde concentratie zeezout is per gemeente bepaald. De concentratie varieert van 5 µg/m³ voor een aantal kustgemeenten tot 1 µg/m³ voor gemeenten in Limburg. Daarnaast is per provincie een correctie op het aantal overschrijdingsdagen voor de grenswaarde voor het daggemiddelde bepaald, dat in mindering kan worden gebracht. Het voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen bedraagt: vier dagen in Noord-Holland en Zuid-Holland, drie dagen in Friesland, Flevoland, Utrecht en Zeeland en twee dagen in Groningen, Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg.  

 

Beleid

Het beleid op het gebied van fijn stof kent vier elementen:

  • De rijksoverheid heeft hoofdzakelijk bronmaatregelen getroffen bij verkeer, waaronder de subsidiëring van roetfilters. Daarnaast omvat het maatregelenpakket ook bronmaatregelen bij de landbouw en de industrie, lokale maatregelen bij rijkswegen en financiële ondersteuning voor maatregelen van regionale en lokale overheden.
  • De nationale wetgeving rond luchtkwaliteit is in 2007 herzien. Dit was gericht op de flexibilisering van de koppeling tussen het realiseren van bouwplannen en het voldoen aan luchtkwaliteitsgrenswaarden. In navolging van de nieuwe EU richtlijn luchtkwaliteit 2008 liggen wijzigingsvoorstellen van nationale wetgeving ter tafel met het oog op: de nieuwe normen voor PM2.5 en het verzoek om later te mogen voldoen aan de grenswaarden voor PM10 en NO2.
  • Het kabinet zet zich in internationaal verband in voor strengere normen voor de uitstoot van personenauto's, vrachtauto's en schepen.
  • Provincies en gemeenten treffen regionale en lokale maatregelen, vooral bij verkeer. Deze maatregelen maken onderdeel uit van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).



Om tijdig aan de Europese grenswaarden voor de luchtkwaliteit te voldoen is in Nederland het Nationaal Samenwerkingsprogramma Lucht (NSL) opgezet (zie hiervoor onder andere ook bij 'Normstelling'). Het NSL is een samenwerkingsprogramma tussen rijk, provincies en gemeenten en bestaat uit de volgende elementen:

 
  • Een saneringstool, waarmee de luchtkwaliteit in heel Nederland in beeld wordt gebracht en waarmee de effecten van nationale en lokale maatregelen zichtbaar worden.
  • Een omvangrijk maatregelenpakket, met zowel landelijke, regionale als lokale maatregelen. Voor deze maatregelen geldt een uitvoeringsplicht;
  • Een monitoringsinstrument, waarmee de voortgang van het NSL wordt bewaakt. Jaarlijks wordt een monitoringsrapportage opgesteld. Als hieruit blijkt dat een maatregel minder effect heeft of een project juist meer vervuiling oplevert, vereist het NSL dat er extra maatregelen worden genomen.


Het NSL is juridisch vastgelegd in de Wet Milieubeheer.

Voor meer informatie over de beleidspecten van fijn stof, zie Deeltjesvormige luchtverontreiniging: beleid.

 

Gezondheidseffecten van fijn stof

Er is bezorgdheid over een mogelijk invloed op de gezondheid op lange termijn samenhangend met de blootstelling aan fijn stof. Daarmee wordt het luchtverontreinigingsniveau bedoeld waaraan mensen gedurende langere tijd (meer jaren of gedurende een heel leven) zijn blootgesteld. Bruikbare Nederlandse en Europese gegevens om dit risico in te schatten ontbreken vooralsnog. Wanneer risicoschattingen worden gemaakt met behulp van toonaangevende Amerikaanse studies, blijkt de omvang van deze effecten groter te zijn dan de effecten geassocieerd blootstellingen aan piekconcentraties. Op basis hiervan wordt geschat dat langdurige blootstelling aan fijn stof in 2010 leidde tot een levensduurverkorting van zeven maanden gemiddeld voor de hele Nederlandse bevolking in vergelijking tot een leven lang zonder fijn stof (Amann et al., 2012). Er zijn risicogroepen waarvoor deze schatting hoger uit zal vallen, bijvoorbeeld voor mensen met een hartaandoening.

Momenteel worden ook in Europa studies gedaan om de langetermijneffecten van onder andere de blootstelling aan fijn stof nader in kaart te brengen. Voor meer informatie over de effecten van fijn stof, zie ook Deeltjesvormige luchtverontreiniging: oorzaken en effecten.

Gezondheidseffecten die optreden bij kortdurende verhoogde blootstelling aan fijn stof zijn beter bekend, ook omdat hierover Nederlandse gegevens beschikbaar zijn. Deze effecten treden op als gevolg van de dagelijkse variatie in blootstelling aan fijn stof: op dagen met hogere concentraties worden meer sterftegevallen waargenomen dan dagen met een lagere concentratie. Gezondheidskundige studies, die de effecten van kortdurende blootstelling aan fijn stof belichten, wijzen uit dat in Nederland jaarlijks enige duizenden mensen vroegtijdig overlijden. De duur van deze levensverkorting is vermoedelijk kort: enkele dagen tot maanden, dus ruwweg tien maal minder dan langdurige blootstelling aan verhoogde fijnstofconcentraties. Fijn stof heeft effect op onder andere hart- en longfuncties. Zo wordt 1 à 2 procent van de spoedopnamen voor long- of hart- en vaataandoeningen in Nederland toegeschreven aan fijn stof. Dergelijke resultaten zijn niet alleen in Nederland, maar overal op de wereld gevonden en ze zijn vrij robuust (zie ook Dossier 'Fijn stof).
Blootstelling aan fijn stof lijkt overigens bij alle niveaus, dus ook bij concentraties onder de grenswaarde, waarschijnlijk te leiden tot nadelige gezondheidseffecten. Dit betekent dat elke reductie in de blootstelling tot gezondheidswinst zal leiden. 

   

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof in lucht boven de 50 µg/m³.
Omschrijving
Aantal dagen met een daggemiddelde concentratie van fijn stof in lucht boven de 50 µg/m³ op basis van meetgegevens van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit en het Nationaal Meetnet voor Luchtverontreiniging.
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
Berekeningswijze
De berekening van het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ is direct afleidbaar uit de tabel met daggemiddeldes in een jaar.
Basistabel
Reken- en Informatiesysteem Lucht van het Centrum voor Milieumonitoring van het RIVM.
Geografische verdeling
1) De kaart is gebaseerd op de uitkomsten van de meest recente GCN-berekeningen. 2) De trendfiguren 1992-2012 zijn gebaseerd op meetgegevens van acht regionale stations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit, vier stadsstations respectievelijk vijf straatstations.
Andere variabelen
Het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit levert ook informatie over andere luchtverontreinigende stoffen als koolmonoxide, ozon, stikstofoxiden en zwaveldioxide.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2012. (Velders et al., 2012; zie bij 'Referenties'). Jaaroverzicht luchtkwaliteit 2009 (Mooibroek et al., 2010; zie bij 'Referenties'). Meten waar de mensen zijn (Buijsman 2009/009; zie bij 'Referenties').
Opmerking
1) De volledige (en juiste) definitie van PM10 luidt: 'Deeltjes die een op grootte selecterende inlaat als omschreven in de referentiemethode voor bemonsteren en meten van PM10 passeren met een efficiencygrens van 50 % bij een aerodynamische diameter van 10 μm'. 2) Het aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³ is berekend op basis van een stationsset, waarvan de stations gedurende de gehele beschouwde periode in bedrijf zijn geweest. Ook andere berekeningswijzen zijn mogelijk; de resultaten kunnen dan anders uitpakken (Wesseling & Beijk, 2008). De verschillen bedragen echter niet meer dan 2 µg/m³.
Betrouwbaarheidscodering
Kaart: C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2012 (regionale stations): C (Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd). Trend 1992-2012 (stad- en straatstations): D (schatting, gebaseerd op een aantal metingen, expert judgement, een aantal relevante feiten of gepubliceerde bronnen terzake).

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Fijn stof in lucht, aantal dagen met een daggemiddelde boven 50 µg/m³, 1992-2012 (indicator 0243, versie 13,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.