Bodemverontreiniging: risico's en effecten

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Bodemverontreiniging is potentieel gevaarlijk voor de volksgezondheid en voor ecosystemen. Of er een daadwerkelijk effect optreedt, hangt af van de blootstelling aan de verontreinigende stoffen. Effecten op de volksgezondheid zijn wel waarschijnlijk, maar moeilijk identificeerbaar. Effecten op ecologische systemen zijn wel aantoonbaar, maar worden in Nederland meestal overheerst door de effecten van versnippering en recreatiedruk. Door de preventieve werking van de bodemsaneringsoperatie worden ernstige daadwerkelijke effecten voorkomen.

Inleiding

De beslissing om een verontreinigde bodem te saneren wordt genomen op basis van de aanwezigheid van risico's: voor de mens of het ecosysteem en in tweede instantie op basis van de snelheid van de verspreiding van de verontreiniging. Dit laatste om hogere saneringskosten als gevolg van de verspreiding voor te zijn. Gezien de complexiteit en de kosten wordt bij het onderzoek van een locatie begonnen met een relatief eenvoudige screening en alleen doorgegaan naar toenemend detailniveau als er voldoende aanwijzingen voor risico's zijn. In het beginstadium, bij de eerste screening van verdachte locaties, wordt gekeken naar de bedrijfsactiviteiten in het verleden op een locatie en de ervaring daarmee. Verdere beoordeling gebeurt op basis van metingen in de bodem en in het grondwater op de locatie, aangevuld met modelberekeningen en beslissingondersteunende systemen. Met de gevonden concentraties in de bodem van stoffen die risico's kunnen opleveren wordt eerst gekeken naar potentieel schadelijke effecten van de verontreiniging op basis van een algemeen model voor blootstelling van de mens aan bodemverontreiniging. Voor de beslissing om te saneren, wordt de kans meegewogen of ongewenste blootstelling en schadelijke effecten ook in de concrete situatie plaats zullen vinden.
Vaak spelen tegelijkertijd humane, ecologische en verspreidingsrisico's. Bij ca. 40% van de gevallen die zijn aangewezen als urgent te saneren spelen tenminste ook risico's voor de mens een rol (Tuinstra, 2004). Door het uitgangspunt van potentiële blootstelling blijven daadwerkelijke gezondheidseffecten onduidelijk, maar de grote waarde van deze aanpak is het preventieve karakter. Het streven is nadelige gezondheidseffecten te voorkomen. Daarmee kan dan het nadelige gevolg van bodemverontreiniging beperkt blijven tot een verhoging van de kosten die gemaakt moeten worden om het gewenste beschermingsniveau te kunnen handhaven en locaties voor het gewenste maatschappelijk gebruik te behouden.

Humane gezondheidseffecten

Het gebruikte CSOIL-model (vd Berg, 1995) voor de berekening van de potentiële blootstelling van de mens aan bodemverontreiniging is afgestemd op internationaal geaccepteerde modellen. De belangrijkste blootstellingsroutes voor de mens zijn de consumptie van verontreinigd voedsel of drinkwater, direct huidcontact met de verontreinigde grond en inhalatie van stoffen die uit de grond naar de binnenlucht vrijkomen via ophoping in kruipruimten. Vooral bij kinderen is ook de directe opname van bodemdeeltjes door de mond een relevante route. De totale blootstelling bepaalt de kans op een mogelijke overschrijding van de hiervoor internationaal geaccepteerde norm (TDI - toelaatbare dagelijkse inname). Als dit het geval is spreken we van een ernstige verontreiniging. De Sanerings Urgentie Systematiek (SUS; Lijzen,2003) gaat uit van standaard blootstellingsroutes, gebaseerd op het bodemgebruik dat van toepassing is.
Het is moeilijk om gezondheidseffecten direct aan bodemverontreiniging toe te schrijven, vanwege het samengaan met andere mogelijke oorzaken van nadelige gezondheidseffecten. Hoewel vermoed kan worden dat de blootstelling aan carcinogene organische stoffen uit bodemverontreiniging boven de interventiewaarden zal leiden tot een substantieel aantal kankergevallen zullen deze echter vaak te boek staan als 'onbekende oorzaak'. Voor asbest in de bodem zijn na een moeizaam onderzoek directe gezondheidseffecten vastgesteld. Voor de aanpak van asbestwegen rond Harderwijk en de Hof van Twente is nu dan ook geld toegezegd (VROM 2005).
De opgetreden gezondheidsschade door bodemverontreiniging is niet systematisch onderzocht. Dit is echter ook een meer algemeen epidemiologisch probleem. Mede door de complexiteit is er over het algemeen een gebrek aan betrouwbare epidemiologische studies en "biologische monitoring", zoals metingen van contaminanten in bloed en urine. In de Belgische Kempen zijn meerdere klinisch-epidemiologische studies gedaan naar het effect van cadmium en loodbelasting. Er werd een meetbaar negatief effect van cadmiumbelasting gevonden op de nierfunctie, de opbouw van het beenderstelsel en het optreden van longkanker. Het effect op de nierfunctie leek echter niet duidelijk bedreigend te zijn voor gezonde mensen. Het was al langer bekend dat cadmium bij hogere concentraties een schadelijk effect op het beenderstelsel heeft (Itai-itai, Biometals, 2004). In de Belgische Kempen zijn er aanwijzingen dat cadmiumblootstelling het optreden van botbreuken door osteoporose heeft doen toenemen, met name bij oudere vrouwen die daar in het algemeen toch al gevoelig voor zijn (Staessen, 1999, Biometals 2004). In een recente studie is longkanker door cadmium verontreiniging in de Belgische Kempen aangetoond (Nawrot, 2006, na correcties voor roken en blootstelling in de werksituatie). Naast oorzaak van longkanker moet cadmiumverontreiniging bij de concentratieniveaus in de Kempen tenminste gezien worden als een "supplementaire" risicofactor, die alleen in ongunstige omstandigheden werkelijk nadelig effect op de gezondheid heeft. Uit het buitenland is, in gevallen waar het preventiemechanisme minder goed heeft gewerkt, wel duidelijke gezondheidsschade door bodemverontreiniging aan te wijzen. Voor cadmium was dat bijv. het geval in Japan en China (Biometals 2004).
Bodemverontreiniging als oorzaak van gezondheidsschade is vaak moeilijk te onderscheiden van andere oorzaken. Lood- en PAK-blootstelling in stedelijke omgeving kon vaak ook toegeschreven worden aan luchtverontreiniging (Biometals, 2004). Loodverontreiniging van de bodem wordt echter wel als een duidelijke risicofactor gezien, met name voor kinderen (ATDSR, lead 1992). Het "binnenmilieu" speelt een prominente rol in de totale humane blootstelling aan giftige stoffen en is daarbij ook nog afhankelijk van levensstijl en seizoenen. Hoewel de ophoping van schadelijke gassen uit de bodem in kruipruimten wel aantoonbaar is kan het gezondheidseffect daarvan toch nog niet duidelijk worden aangetoond (Tuinstra, 2004). Desondanks probeert men de ophoping in de kruipruimten tegen te gaan. In het algemeen is, mede door mogelijke aansprakelijkheid, de inspanning meer gericht op het voorkomen dan op het toelaten en aantonen van schadelijke effecten.

Schade aan ecosystemen

Verontreinigende stoffen in de bodem kunnen ecosystemen aantasten als resultaat van de opname door planten en bodemorganismen. Hierbij kunnen andere stoffen een rol spelen dan bij de humane risico's. Bij 20-30% van alle gevallen die als urgent te saneren zijn aangewezen spelen ecologische overwegingen mede een rol (en in de helft van deze gevallen uitsluitend ecologische risico's). Anders dan bij volksgezondheid, is reële schade aan ecosystemen op locaties vaker aangetoond. De recent ontwikkelde beslissingondersteunende TRIADE-methode die chemische, toxicologische en ecologische metingen in de grond combineert, is in Nederland op enkele tientallen locaties toegepast. Toxische stress voor bodemorganismen en vegetaties door de opname van contaminanten is in het merendeel van deze studies aantoonbaar (Schouten, 2005). Soortenverlies maakt de ecosystemen op die locaties meer kwetsbaar. De vraag hoe zorgwekkend dat is gezien vanuit een landelijke of regionale schaal is moeilijker te beantwoorden. Effecten op populatieniveau en overlevingskansen zijn meestal modelmatig bestudeerd en de gegevens hiervan zijn schaars. Voor de natuurwaarde lijken negatieve effecten van versnippering en recreatiedruk een overwegende rol te spelen.

Risicoperceptie en maatschappelijke gevolgen

De "beleving"van bodemverontreiniging kan totaal verschillen van een puur "wetenschappelijke" beoordeling. De kloof hiertussen kan vaak te wijten zijn aan onvoldoende kennis van de burger en onvoldoende communicatie van de kant van de experts. Media-aandacht kan hierbij de angstgevoelens versterken; vertrouwen in de overheid, door openheid van de overheid, kan die angst juist laten dalen.
Maatschappelijke en psychosociale aspecten van bodemverontreiniging zijn niet meegewogen in de Urgentiesystematiek, maar ze zijn wel sterk medebepalend voor saneringsbeslissingen. In de afgelopen jaren zijn de meeste locaties gesaneerd, om maatschappelijke redenen (RIVM, 2004). In deze gevallen wordt voorrang gegeven aan maatschappelijke, economische, ruimtelijke ontwikkelingen zonder tijdrovend milieuhygiënisch onderzoek af te wachten. Een voorbeeld hiervan is de sanering van spoorwegemplacementen waarbij de NS voor de volgorde van de aanpak rekening houdt met mogelijke toekomstige bouwplannen, die anders door de verontreiniging kunnen worden verhinderd.
De concentraties in het grondwater waarboven dient te worden gesaneerd liggen deels boven de internationale drinkwaterrichtlijnen. Als gevolg hiervan is de kans groot dat de strategische drinkwatervoorraad in stedelijke gebieden wordt aangetast. Ook kan de invloed van bodemverontreiniging op de kwaliteit van producten van land- en tuinbouw en veeteelt of bij volkstuinen een aandachtspunt zijn (Bronswijk, 2003). In België is al eens ingegrepen vanwege het te hoge cadmiumgehalte in lever en nieren van slachtvee rondom de voormalige vestigingen van zinkverwerkende bedrijven in Limburg (Nieuwsbrief Metalen). Ook in Nederland wordt dit onderzocht. (RIVM-RIKILT, 2005).

Economische effecten: bodemsanering en vastgoedprijzen

In een enquête onder kopers van woningen over vormen van overlast bleek verontreinigde grond de meeste onrust te veroorzaken, vergeleken met geluid- en stankoverlast of het wonen langs een transportroute voor gevaarlijke stoffen. De verklaring ligt waarschijnlijk niet op het gebied van de risico's voor het milieu en de volksgezondheid, maar in de kans op een prijsdaling van de woning ten gevolge van eventuele bodemsanering. Volgens de Wet bodemverontreiniging is de eigenaar van de grond hiervoor aansprakelijk.
Veel ondernemers zijn terughoudend met het geven van informatie over een vermoedelijke bodemvervuiling. De prijs van verontreinigde grond ligt lager dan van de schone grond. Kosten van de eventuele sanering kunnen in de boeken worden verwerkt tot de prijs van een vergelijkbaar terrein met schone grond. Bij de waardebepaling in het kader van de wet WOZ zijn te verrekenen geaccepteerde effecten: saneringskosten, overlast, rompslomp en onzekerheid, beperking van gebruiksmogelijkheden en gederfde inkomsten wegens negatief imago. Dit kan leiden tot een neerwaartse aanpassing van de WOZ-waarde tot 40% (Journaal Bodem, 2006).

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over bodemverontreiniging is te vinden op de site van het Ministerie van VROM.
  • Longkanker Omvang van het probleem. Hoe vaak komt longkanker voor en hoeveel mensen sterven eraan? (RIVM, Nationaal Kompas Volksgezondheid)
  • Nieuwsbrief Metalen Steunpunt Milieu en Gezondheid (Vlaanderen)

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
09
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Bodemverontreiniging: risico's en effecten (indicator 0261, versie 06,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.