Stralingsdosis door kunstmatige radioactieve stoffen, 1960-2003

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Tsjernobyl en de fall-out van bovengrondse kernwapenproeven zijn nog steeds de belangrijkste bronnen van kunstmatige radioactieve stoffen in het milieu. Deze bronnen dragen overigens voor minder dan 1% bij aan de totale stralingsdosis waaraan Nederlanders blootstaan.

Kunstmatige radioactieve stoffen in het milieu

Naast Tsjernobyl en de fall-out zijn er ook de lozingen door kerncentrales, onderzoekslaboratoria en ziekenhuizen. Blootstelling aan deze bronnen samen vindt voor meer dan 90% plaats door externe straling vanuit de bodem.

  • De stralingsdosis door de fall-out van de bovengrondse kernwapenproeven bereikte in 1963 een maximum van 85 microsievert per hoofd van de Nederlandse bevolking, en nam af tot beneden de 10 microsievert in 1985.
  • Door het reactorongeval in Tsjernobyl in 1986 steeg de stralingsdosis tot 55 microsievert. Over de periode 1986-2003 volgde een voortdurende afname tot ruim 10 microsievert in 2003, per hoofd van de bevolking.
  • De bijdrage door reguliere lozingen van onder andere kerncentrales, onderzoekslaboratoria en ziekenhuizen is veel lager; samen ongeveer 2 microsievert per jaar.

Beleid ter beperking van de blootstelling

De grootste bijdrage aan de dosis door kunstmatige radionucliden wordt veroorzaakt door externe blootstelling aan straling vanuit de bodem. Hiervoor is geen beleid geformuleerd.
Wel is er een maximaal toegelaten concentratie van radionucliden in voedingsproducten. Slechts sporadisch worden nog concentraties boven de grenswaarden aangetroffen. Het gaat dan meestal om cesium (137Cs) in exotische producten, zoals heidehoning, wild (everzwijn, ree), bepaalde bessen en wilde paddestoelen. Ook in 2003 kwamen deze concentraties niet boven de grens van 600 Bq/kg, al kwam een monster heidehoning daar dichtbij

Effecten op de volksgezondheid

De gemiddelde individuele dosis door kunstmatige radionucliden in het milieu, bedroeg in 2003 circa 12 microsievert. Deze dosis veroorzaakt in Nederland elk jaar tien extra sterfgevallen door kanker.

Bronnen

  • Blaauboer (2005) CCRX-publicatie: Metingen in het milieu in Nederland 1993, Ministerie van VROM, Den Haag. Aangevuld met modelberekeningen 'Fallout_2003' door R.O. Blaauboer voor de periode 1993-2003

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
MethodiekSinds 1998 worden slechts incidenteel radioactiviteitsmetingen aan voedsel gedaan. De gegevens voor de periode 1999-2003 zijn door extrapolatie bepaald (Blaauboer (2005)), waarbij rekening gehouden is met radioactief verval en de afnemende beschikbaarheid van de radionucliden voor de opname in voedingsgewassen.
Betrouwbaarheidscodering
-

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Stralingsdosis door kunstmatige radioactieve stoffen, 1960-2003 (indicator 0313, versie 05,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.