Productie van duurzame energie, 1990-2005

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Duurzame energie via binnenlandse bronnen draagt in 2005 voor 2,4% bij aan de totale energievoorziening in Nederland. De productie van duurzame energie is in 2005 gegroeid met 31% naar 80 PJ.

 19902000200320042005*
      
 TJ vermeden primaire energie 
Totaal duurzame energiebronnen18 57437 86848 38060 94679 996
Waterkracht7521 179607794735
Windenergie4956 86111 11215 59417 206
Zon-fotovoltaïsch (PV), totaal366270288.
Zon-thermisch, totaal73421626698.
Warmtepompen totaal.380702944.
Warmte/koude opslag6296741812.
Biomassa totaal17 24628 66634 32241 816.
w.v.Afvalverbrandingsinstallaties6 09311 41711 48411 20912 603
 Bij- en meestoken biomassa in centrales-1 8557 10714 07529 479
 Houtkachels voor warmte bij bedrijven1 6571 9651 8021 748.
 Houtkachels bij huishoudens6 2315 7015 4645 464.
 Overige biomassaverbranding5612 4313 1144 090.
 Biomassavergisting, totaal2 7045 2985 3505 230.
 w.v.Biomassavergisting, stortgas3411 9861 8611 674.
 Biomassavergisting, rioolwaterzuivering1 8662 2992 3452 348.
 Biomassavergisting, overig4971 0131 1441 207.
      
 als % van totaal energieverbruik 
Totaal duurzame energie0,691,241,491,842,41
      
Bron: CBS (2006b).CBS/MNC/feb06/0385

Productie duurzame energie stijgt flink

Het aandeel duurzame energie in het Nederlands energieverbruik neemt toe. In 2005 was 2,4 procent van het totale binnenlandse energieverbruik uit duurzame binnenlandse bronnen afkomstig. In 2004 was dat nog 1,8 procent. Deze toename wordt vooral veroorzaakt door de verdubbeling van het meestoken van biomassa in elektriciteitscentrales.

Verdubbeling meestoken van biomassa

Bij enkele elektriciteitscentrales zijn technische aanpassingen gereedkomen die het mogelijk maken om meer biomassa te gebruiken. Vermoedelijk is mede hierdoor het meestoken van biomassa toegenomen. Verder waren de subsidies het afgelopen jaar in de meeste situaties voldoende hoog om de meerkosten van het gebruik van biomassa in plaats van aardgas en kolen te dekken.

Ook meer elektriciteit uit windenergie

Ondanks het feit dat het in 2005 minder waaide is de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit uit windenergie met ongeveer 10 procent toegenomen ten opzichte van vorig jaar. Deze toename is volledig toe te schrijven aan de uitbreiding van het windmolenpark met nieuwe molens.

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over de productie door duurzame energie is te vinden op StatLine (CBS).

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De hoeveelheid duurzame energie wordt uitgedrukt in het aantal terajoules vermeden primaire energie (dit is de hoeveelheid vermeden fossiele energiedragers). De informatie in de tabel is afkomstig uit enquêtes van het CBS, uit het duurzame stroomcertificaten beheer van CertiQ en voor de jaren tot en met 2002 uit deelinventarisaties uitgevoerd door Ecofys en KEMA. De methode voor het berekenen van de duurzame energie is vastgelegd in het Protocol Monitoring Duurzame Energie (SenterNovem, 2004). Als gevolg van de recente herziening van het Protocol en verbeterd statistisch grondmateriaal is de tijdreeks voor duurzame energie in juni 2005 herzien (CBS, 2005a). Een toelichting bij de ontwikkelingen en een methodologische verantwoording zijn te vinden in CBS (2005b).
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
38
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
37
versie‎
36
versie‎
35
versie‎
31
versie‎
29
versie‎
26
versie‎
23
versie‎
22
versie‎
20
versie‎
19
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
05

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Productie van duurzame energie, 1990-2005 (indicator 0385, versie 09,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.