Ozonconcentraties: overschrijding informatie- en alarmdrempel, 1990-2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Overschrijding van de informatiedrempel voor ozon (180 µg/m³, uurgemiddelde) of van de alarmdrempel voor ozon (240 µg/m³, uurgemiddelde) komt in Nederland slechts sporadisch voor.

Informatie- en alarmdrempel voor ozon

De Europese regelgeving kent voor ozon een zogeheten informatie- en een alarmdrempel. Het betreft uurgemiddelde ozonconcentraties van 180 respectievelijk 240 µg/m3. Als de ozonconcentratie boven de informatiedrempel van 180 μg/m3 voor uurgemiddelde concentraties komt, is er sprake van matige smog. De overheid moet dan op een actieve manier informatie verspreiden over de luchtkwaliteit. De alarmdrempel, een uurgemiddelde ozonconcentratie boven 240 μg/m3 is het niveau waarboven door kortstondige blootstelling zodanige risico's voor de gezondheid optreden dat bij overschrijding zo spoedig mogelijk doeltreffende maatregelen moeten worden genomen; er is dan sprake van ernstige smog. In Nederland gebeurt de informatievoorziening over smog via internet (www.rivm.nl/Onderwerpen/Onderwerpen/S/Smog), Teletekst, pagina 711 en met persberichten.

Het RIVM brengt op routinematige basis ook een verwachting voor de maximale ozonconcentraties in de komende twee dagen uit.

 

Smog door ozon

In 2010 werd de informatiedrempel totaal slechts zes dagen overschreden. Op langere termijn lijken de overschrijdingen van de informatiedrempel afgenomen te zijn. Hetzelfde geldt voor de overschrijdingen van de alarmdrempel. Onderzoek heeft aangetoond dat de frequentie van smogepisodes, dat wil zeggen meerdere aaneengesloten dagen met hoge ozonconcentraties, in de afgelopen dertig jaar minder frequent zijn geworden.

De jaarlijkse variaties in overschrijdingen van de drempels worden mede veroorzaakt door verschillen in weersomstandigheden. Tijdens warme dagen met weinig wind, veelal uit oostelijke of zuidelijke richting zijn de omstandigheden gunstig voor ozonvorming. In jaren met veel zomerse dagen, zoals 1994, 1995, 2003 en 2006 komen dan ook vaker hoge ozonconcentraties voor dan gedurende jaren met minder zomerse dagen.

 

Smogregeling

Nederland kent een indeling in smogregimes die uit drie onderdelen bestaat: gering, matig en ernstig (Smogregeling, 2010). Daarnaast wordt een onderscheid gemaakt naar componenten die verantwoordelijk kunnen zijn voor de smog: fijn stof (PM10), ozon (O3), stikstofdioxide (NO2) en zwaveldioxide (SO2). In de praktijk betekent dit dat als een van de componenten het in de regeling aangegeven niveau overschrijdt, er in de berichtgeving sprake is van smog. Door een minder zorgvuldige formulering van de definitie van 'geringe smog' lijkt het alsof er altijd sprake is van smog, ongeacht hoe laag de niveaus ook zijn. In de de praktijk van de dagelijkse berichtgeving wordt echter de laagste categorie aangeduid als 'geen/gering'

 
  • Geen/geringe smog


a. de uurgemiddelde concentratie van zwaveldioxide is lager dan 350 µg/m³
b. de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide is lager dan 200 µg/m³
c. de uurgemiddelde concentratie van ozon lager is dan 180 µg/m³ (= de informatiedrempel)
d. de daggemiddelde concentratie van fijn stof is lager dan 50 µg/m³.

 
  • Matige smog


a. de uurgemiddelde concentratie van zwaveldioxide is hoger dan 350 µg/m³, maar gedurende drie opeenvolgende uren in gebieden met een oppervlakte van ten minste 100 km2 of in een volledige zone of agglomeratie lager dan 500 µg/m³ (= de alarmdrempel voor zwaveldioxide)
b. de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide is hoger dan 200 µg/m³, maar gedurende drie opeenvolgende uren in gebieden met een oppervlakte van ten minste 100 km2 of in een volledige zone of agglomeratie lager dan 400 µg/m³ (= de alarmdrempel voor stikstofdioxide)
c. de uurgemiddelde concentratie van ozon hoger is hoger dan 180 µg/m³, maar gedurende drie opeenvolgende uren lager dan 240 µg/m³ (= de alarmdrempel voor ozon)
d. de daggemiddelde concentratie van fijn stof is hoger dan 50 maar lager dan 200 µg/m³.

 
  • Ernstige smog


a. de uurgemiddelde concentratie van zwaveldioxide is gedurende drie opeenvolgende uren in gebieden met een oppervlakte van ten minste 100 km2 of in een volledige zone of agglomeratie hoger dan 500 µg/m³
b. de uurgemiddelde concentratie van stikstofdioxide is gedurende drie opeenvolgende uren in gebieden met een oppervlakte van ten minste 100 km2 of in een volledige zone of agglomeratie hoger dan 400 µg/m³
c. de uurgemiddelde concentratie van ozon is gedurende drie opeenvolgende uren hoger is dan 240 µg/m³
d. de daggemiddelde concentratie van fijn stof is dan 200 µg/m³.

Ozon en gezondheid

Blootstelling aan ozon in de buitenlucht kan leiden tot schadelijke effecten op de gezondheid van de mens. Kortdurende blootstelling aan verhoogde ozonconcentraties gedurende perioden met zomersmog staat in verband met toename van luchtwegklachten, verergering van astma en meer medicijngebruik, longfunctiedaling en ontstekingsreacties, meer ziekenhuisopnames en vroegtijdige sterfte. Kinderen, ouderen en personen met hart- en luchtwegaandoeningen zijn relatief gevoelig voor effecten van ozon. Mensen die zich in de namiddag of vroege avond - wanneer de ozonconcentraties het hoogste zijn - langdurig (zeer) lichamelijk inspannen, vormen een risicogroep. De meest eenvoudige manier om blootstelling te verminderen is door tijdens een smogperiode rustig binnenshuis te blijven. In huis liggen de concentraties lager.

Recent onderzoek van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft bevestigd dat de herhaalde blootstelling aan ozon mogelijk leidt tot een blijvende verminderde werking van de longen. Gezondheidskundig onderzoek geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat er een drempelwaarde bestaat. Dit houdt in dat er geen ozonconcentratie is aan te geven waar beneden geen effecten op de menselijke gezondheid zijn te verwachten. Ook lage concentraties hebben dus mogelijk een nadelig effect.

 

Overige informatie- en alarmdrempels

De informatie- en alarmdrempels voor zwaveldioxide en stikstofdioxide worden al jaren niet meer overschreden. Informatie over overschrijding van de informatiedrempel voor fijn stof (daggemiddelde tussen 50 en 200 µg/m³) geeft de indicator Fijn stof (PM10) in lucht, 1992-2020. Overschrijding van de alarmdrempel voor fijn stof (daggemiddelde boven 200 µg/m³) treedt nog slechts bij hoge uitzondering op.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Overschrijdingen van de informatiedrempel voor ozon
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
RIVM
Berekeningswijze
Het aantal overschrijdingen van de informatie- respectievelijk alalmdrempel is ontleend aan de metingen op de stations van het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit. Het aantal meetstations kan per jaar wisselen. Daarom zijn de aantallen overschrijdingen als gemiddelde over alle in een jaar operationele stations weergegeven.
Basistabel
RIL+
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
-
Verschijningsfrequentie
1x per jaar
Betrouwbaarheidscodering
Integrale waarneming.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Ozonconcentraties: overschrijding informatie- en alarmdrempel, 1990-2010 (indicator 0568, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.