Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas, 2012-2016

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Het percentage landbouwareaal waarop onkruiden, ziekten en plagen mechanisch worden bestreden is tussen 2012 en 2016 licht gedaald van 27 naar 26 procent. In de akkerbouw is het percentage gedaald, terwijl in sectoren als bloembollen, fruit en glasgroenten het percentage steeg. Dat laatste komt vooral door de toename in de groep overige bestrijdingen.

Ontwikkelingen mechanische bestrijding

In 2016 is op ruim een kwart van het totale landbouwareaal mechanische bestrijding toegepast. Met 26 procent is het toepassingspercentage in 2016 iets lager dan in 2012, toen het om 27 procent van het totale areaal ging.
Mechanische bestrijding is vooral gericht tegen onkruiden, en omvat naast machinale onkruidbestrijding ook de handmatige onkruidbestrijding en een aantal "overige onkruidbestrijdingsmethoden" (vooral aanaarden, maar ook onkruidbranden, gebruik van worteldoek en grondbedekking met stro of plastic). Ook worden een aantal bestrijdingsmethoden onder het kopje mechanische bestrijding geplaatst waarbij geen chemische middelen of biologische bestrijders worden gebruikt ("overige bestrijding zonder gewasbescherming"). Onder de laatste groep vallen bestrijdingsmethoden als stomen, wortelsnoei voor groeiregulatie, ziekzoeken, verwijderen van aangetast materiaal, inunderen, gebruik van zepen, vangplaten, geluid, netten, kippen, plantenextracten en plantaardige olie en andere biologische middelen en basisstoffen voor het bestrijden van plagen en ziekten.

Ontwikkelingen per sector

In de akkerbouw en bloemen onder glas is de toepassing van mechanische bestrijdingsmethoden tussen 2012 en 2016 afgenomen, terwijl er in de overige sectoren sprake is van een toename.
In 2016 wordt mechanische bestrijding veel toegepast in de sectoren boomkwekerij en vaste planten, bloemkwekerij onder glas, tuinbouwgroenten en glasgroenten. Onder glas komt dit vooral door toepassing van "overige bestrijdingen". Ook de champignonteelt heeft in 2016 met 92,6 procent een heel hoog toepassingspercentage. In deze teelt zijn in dat jaar alleen "overige bestrijding zonder gewasbescherming" toegepast (zoals stomen).

Akkerbouw

De akkerbouw heeft veruit het grootst areaal van alle landbouwgewassen. Berekend over alle mechanische en overige niet chemische methoden samen daalt het areaal met toepassing van één of meer methoden in 2016 naar 21,8 procent, terwijl dit in 2012 nog 24,4 procent was.
In deze teeltsector is de machinale onkruidbestrijding met 14 procent het belangrijkst. Handmatige onkruidbestrijding en overige onkruidbestrijding zijn met percentages van 3 en 7 procent van ondergeschikt belang.
Bij consumptieaardappelen is het toepassingspercentage van mechanische bestrijding in 2016 laag (12,7 procent) en ruim gehalveerd ten opzichte van 2012. Ook bij pootaardappelen is er een daling in het toepassingspercentage. In een groot gewasareaal als snijmais wordt slechts in beperkte mate mechanisch bestreden. In 2016 was dit op 9,2 procent van het totale areaal, hetgeen 3,3 procent minder is dan in 2012.

Boomkwekerij en vaste planten

De teeltsectoren boomkwekerij en vaste planten hebben een klein relatief areaal, maar worden gekenmerkt door een groot percentage areaal met toepassing van mechanische bestrijdingsmethoden. Over alle methoden samen ligt het niveau van toepassing in 2016 op 77,7 procent, iets hoger dan in 2012 (76,5 procent). Er wordt vooral machinale en handmatige onkruidbestrijding toegepast (in 2016 op respectievelijk 56,2 en 49,8 procent van het areaal).
In de teelt van vaste planten en bos- en haagplantsoen is in 2016 het toepassingspercentage voor mechanische bestrijding met respectievelijk 99,1 en 95,7 procent zeer hoog. In de vaste planten is er een verdubbeling van de toepassing van "overige bestrijdingsmethoden zonder gewasbescherming" naar 25,3 procent van het totale areaal. Bij bos- en haagplantsoen gaat het om een forse toename van zowel de machinale als handmatige onkruidbestrijding.

Groenten open grond

Ofschoon de teeltsector groenten open grond in areaal veel kleiner is dan de akkerbouw liggen de toepassingspercentages van alle mechanische methoden in deze sector veel hoger. Voor de hele sector en alle methoden is in 2016 op 59,4 procent van het areaal mechanische bestrijding toegepast, ongeveer even veel als in 2012. In de meeste gewassen betreft het vooral machinale onkruidbestrijding (gemiddeld voor de sector 43,0 procent), maar ook handmatige onkruidbestrijding (24,7 procent) en overige mechanische onkruidbestrijding (15,6 procent). De "overige bestrijdingsmethoden zonder gewasbescherming" worden slechts in beperkte mate toegepast in een beperkt aantal gewassen (vooral prei en bloemkool).
Per methode valt op dat de machinale onkruidbestrijding in 2016 iets is afgenomen ten opzichte van 2012 (van 50,0 naar 43,0 procent). Ook bij de handmatige onkruidbestrijding is het toepassingspercentage gedaald van 36,1 naar 24,7 procent, terwijl er bij de overige mechanische onkruidbestrijding en overige bestrijding zonder gewasbescherming sprake is van een lichte toename.
Van de onderzochte gewassen is de toepassing van mechanische bestrijding hoog in asperge (90,7 procent), bloemkool (88,2 procent), broccoli (82,8 procent), prei (81,6 procent), sluitkool (71,8 procent), stamsperziebonen (71,5 procent) en witlofwortel (89,7 procent). Bij spruitkool is er een afname van de mechanische bestrijding van 78,3 naar 49,7 procent, vooral veroorzaakt door forse dalingen bij zowel de machinale, handmatige als overige onkruidbestrijding.

Overige gewassen

De gewassen in de fruitteelt, bloembollenteelt, groenten onder glas, bloemen onder glas en champignons worden hier niet apart besproken, omdat zij binnen de totale landbouw een klein areaal hebben, met als gevolg een kleine bijdrage aan het toepassingspercentage voor mechanische bestrijding.
De teeltsector bloemen onder glas (toepassingspercentage 77 procent in 2016) valt op door een hoog aandeel "overige bestrijding zonder gewasbescherming". In deze teeltsector wordt gebruik gemaakt van registratiesystemen waarbinnen het administreren van het gebruik van niet-chemische methoden zoals plantenextracten wordt aangemoedigd.
Ofschoon er sprake is van de toepassing van mechanische bestrijding tussen 2012 en 2016 wordt de teelt van bloembollen en -knollen nog steeds gekenmerkt door een laag toepassingspercentage voor mechanische methoden (30,5 procent in 2016). Opvallend is dat handmatige onkruidbestrijding belangrijker is dan machinale. Hier speelt waarschijnlijk mee dat pleks- of perceelsgewijze methoden in de berekeningswijze tot uitkomsten leiden alsof ze volvelds waren toegepast. Bij bollen zijn overige bestrijdingen zoals ziekzoeken ook van belang.

Nota's duurzame gewasbescherming

Het beleid ten aanzien van gewasbeschermingsmiddelen richt zich op een duurzaam gebruik van deze middelen in 2023 (PBL, 2012; EZ, 2013). Eén van de doelstellingen is het verminderen van de milieueffecten door het bevorderen van geïntegreerde gewasbescherming. Mechanische bestrijding is een belangrijke component van geïntegreerde gewasbescherming en dient vanaf 2015 ook apart geadministreerd te worden in de gewasbeschermingsmonitor. In een green deal groene gewasbeschermingsmiddelen wordt sinds 2014 de beschikbaarheid van laag-risico middelen en basisstoffen bevorderd.
Informatie over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de land- en tuinbouw:

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer gegevens over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de landbouw zijn te vinden in de CBS database StatLine.

Technische toelichting

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Mechanische en andere niet-chemische bestrijdingsmethoden in de landbouw per teeltsector en gewas, 2012-2016 (indicator 0583, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.