Voedselverspilling

Voedselverspilling bij consumenten thuis nam met bijna 30% af in de periode 2010-2019. In de periode 2009-2017 is de voedselverspilling in de hele keten ongeveer constant gebleven. De reststromen werden in 2017 iets hoger verwaard dan in 2016, het aandeel van de reststromen dat werd gestort of verbrand is lager geworden.

Voedselverspilling in de keten gelijk gebleven 2009-2017

Een deel van het voedsel wordt bij productie en consumptie verspild. Consumenten verspillen voedsel, maar ook eerder in de keten, zoals bij naoogstverliezen, het bewaren, het transport, de voedselverwerking en bij de verpakking, en in de retail en horeca en dergelijke wordt voedsel verspild. Hoe minder verspilling, des te minder voedsel er geproduceerd hoeft te worden. Dit betekent ook dat er minder beslag op natuurlijke hulpbronnen wordt gelegd en er minder uitstoot is.
In de periode 2009-2017 is de voedselverspilling in de hele keten (bij boeren, bij verwerkers, bij de voedingsmiddelenindustrie, bij supermarkten en horeca en bij de consument) ongeveer constant gebleven (Soethoudt en Vollebregt 2019). De voedselverspilling in 2017 ligt tussen de 1,81 en 2,51 miljoen ton. Omgerekend per persoon is dat tussen de 106 en 147 kg (ca. 125 kg). Door de grote onzekerheid in de cijfers kunnen er geen uitspraken worden gedaan over een stijgende of dalende trend.
In 2018 is een doel voor voedselverspilling expliciet opgenomen in beleid (LNV 2018a, Grondstoffenakkoord 2018): in 2030 een halvering van de voedselverspilling ten opzichte van 2015. Dit sluit aan bij de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG's) (SDG12.3). Het doel uit 2009 (LNV 2009) om voedselverspilling in de voedselketen in 2015 met 20% te verminderen ten opzichte van 2009 is niet gehaald.

Afname voedselverspilling bij consumenten thuis

In 2019 verspilden Nederlandse consumenten thuis ca. 34 kilo eten per persoon (Voedingscentrum 2019). Dat is een daling van 29% ten opzichte van 2010. Hoewel deze daling significant lijkt te zijn, is de oorzaak van de daling onzeker. De waargenomen daling in voedselverspilling door consumenten van 2016-2019 bleek niet significant. Naast de verspilling van vast voedsel worden er ook vloeistoffen verspild. In 2019 werd gemiddeld ca. 45 liter drinken per persoon per jaar weggegooid. Dat is een daling van 21% ten opzichte van 2016.
Consumenten gooien bijna 10% van het eetbare voedsel dat ze kopen weg. Dit is een daling ten opzichte van 2016 (11% van gekocht voedsel weggegooid) en 2010 (ruim 13%). Brood, zuivel, groente, fruit en aardappelen worden het meest verspild.
Huishoudens hebben een aandeel van zo'n 23 tot 32% van de totale verspilling in de keten (Soethoudt en Vollebregt 2019). Ook uit een Europese studie blijkt dat de consument relatief de grootste verspiller is. Andere partijen uit de keten nemen volgens deze studie elk 5 tot 20 procent van de verspilling voor hun rekening (Stenmarck et al. 2016). De daling van verspilling bij consumenten is niet terug te zien in de cijfers over de totale voedselverspilling in de hele keten (tot 2017).

Verspilling bij supermarkten

Het overgrote deel van het voedsel dat supermarkten in Nederland aanbieden, wordt verkocht. Een kleine 2% van het voedsel, uitgedrukt in kilogrammen, komt niet bij de consument terecht (Samen tegen voedselverspilling 2020). Het gaat hier om: aardappels, groenten en fruit (ca. 35%), brood, afbakbrood en banket (ca. 30%); zuivel, eieren (ca. 15%) overige verse en houdbare producten (ca. 15%). Vers vlees en verse vis (producten met een relatief grote broeikasgasvoetafdruk) hebben hierin een klein aandeel 7,5%.

Nuttiger gebruik van reststromen

Naast de beperking van de hoeveelheid verspilling, is het belangrijk wat er gebeurt met reststromen: in welke mate en op welke manier worden deze stromen hergebruikt? In het beleid is een kwalitatief doel voor hoogwaardiger verwaarding van reststromen opgenomen (Agenda Task Force en kamerbrief 3-10-2019). Het verspilde voedsel kan (in oplopende waarde) worden gestort/geloosd, verbrand, gecomposteerd, vergist of gebruikt worden als veevoer. Het storten/lozen en verbranden van reststromen wordt als milieuonvriendelijk gezien.
Het aandeel voedselverspilling dat gestort/geloosd of verbrand werd, daalde licht van 40-42% in 2016 naar 38-40% in 2017, zodat er sprake is van een verschuiving van 2% naar meer hoogwaardige bestemming van de voedselresten (Soethoudt & Vollebregt, 2019). In 2016 was er ook een kleine verschuiving te zien naar een meer hoogwaardige bestemming: er was sprake van een toename van vergisten en een afname in verbranden. De overige bestemmingen storten/lozen, composteren en veevoer laten, lieten geen stijgende of dalende trend over de jaren zien (Soethoudt & Vollebregt 2018).

Intensivering van beleid

De gezamenlijke inspanningen tegen voedselverspilling van beleid en samenleving (Stichting Samen tegen voedselverspilling) zijn vanaf 2018 geïntensiveerd (LNV2018a,b; LNV2019). Dit gebeurt in het kader van Voedselbeleid, beleid voor de Circulaire economie en het Klimaatbeleid. De initiatieven om voedselverspilling te reduceren zijn gebundeld in de TaskForce Circular Economy in Food, opgegaan in de stichting 'Samen tegen voedselverspilling'. Deze stichting vormt een nationaal platform van bedrijven en organisaties uit het voedselsysteem in samenwerking met de Rijksoverheid. Doel van de stichting is het streven naar een halvering van de voedselverspilling in de gehele voedselketen in Nederland in 2030 t.o.v. 2015 en het nuttig inzetten van onvermijdbare reststromen (Bron: Transitie-agenda Circulaire Economie - Biomassa en Voedsel, 2018 en de website Samen tegen voedselverspilling). De stichting richt zich op vier thema's: monitoring, reductie in de keten, reductie bij de consument en het aanpassen van regelgeving ten behoeve van de circulaire economie.
Om de halveringsdoelstelling te halen, dient in 2030 tussen 0,9 en 1,25 miljoen ton minder voedsel verspild en/of hoogwaardig verwaard te worden in de keten; in 2015 bedroeg voedselverspilling ruwweg 2 miljoen ton (Soethoudt, H. & M. Vollebregt (2018) en LNV 2019). Het ministerie van LNV heeft hiervoor concrete prioriteiten gesteld op basis van zes innovatieopgaven en acties in gang gezet. LNV verwacht dat door deze gerichte inzet de voedselverspilling in Nederland kan worden teruggebracht met 0,75 tot 1.2 miljoen ton, en daarmee de doelstelling te halen (LNV 2019).
Of deze intensivering voldoende zal zijn om de 2030 doelstelling te realiseren, is onzeker. De beschikbare gegevens over voedselverspilling laten tot nu toe geen duidelijk dalende trend zien.
Ook de Europese Unie heeft het doel omarmd om de voedselverspilling in 2030 t.o.v. 2015 te halveren (Raad voor Europa 2016). De Europese Commissie heeft besloten dat er een nieuwe methode voor het meten van voedselverspilling moet komen. De monitoring zal binnen beleidskaders van Green Deal en Farm to Fork strategie verder worden vormgegeven (EC 2020). Daarbij heeft de Europese Commissie zich voorgenomen om op basis van een nieuwe meetmethode en de gegevens die in 2022 van de lidstaten worden verwacht, een uitgangssituatie te bepalen en juridisch bindende doelstellingen voor te stellen om voedselverspilling in de EU terug te dringen. De stichting Samen tegen voedselverspilling is bezig een raamwerk voor monitoring dat aansluit bij de Europese wensen te ontwikkelen (www.samentegenvoedselverspilling.nl).

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Voedselverspilling
Omschrijving
Voedselverspilling in Nederland en hergebruik reststromen
Verantwoordelijk instituut
Planbureau voor de Leefomgeving
Berekeningswijze
-
Basistabel
WUR Monitor voedselverspilling, Voedingscentrum
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Betrouwbaarheidscodering
C. Schatting, gebaseerd op een groot aantal metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Voedselverspilling (indicator 0596, versie 01,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.