Planten en verzuring en verdroging van vennen

De vennen hebben tot eind jaren tachtig sterk te lijden gehad van verzuring, vermesting en verdroging. Door zowel verbetering van de neerslag- en luchtkwaliteit en hydrologische condities als door herstelwerkzaamheden nemen karakteristieke plantensoorten nu weer toe.

Vennen zijn kwetsbare systemen

Heidevennen zijn matig tot zeer voedselarme, kalkarme wateren, die in de lage, natte delen van heidegebieden voorkomen. Hun karakteristieke plantengemeenschap van biesvarens en waterlobelia is gevoelig voor verzuring, verdroging en vermesting. Heidevennen hebben een geringe buffercapaciteit waardoor verzuring een grote invloed heeft op de water-, en bodem en daarmee op de natuurkwaliteit. Tot ongeveer 1990 is de verspreiding van een soort als waterlobelia dan ook sterk achteruitgegaan.

Karakteristieke soorten van vennen

Oeverkruid en waterlobelia zijn karakteristieke soorten van zwak en zeer zwak gebufferde vennen en duinplassen. De planten zijn opgebouwd uit een kleine rozet van priemvormige blaadjes. Waterlobelia is een wortelende waterplant en bloeit in de zomermaanden. Oeverkruid komt voor op droogvallende, voedselarme zandgrond aan de oevers van vennen en duinmeertjes. De soort kan ook onder water voorkomen, maar komt dan niet tot bloei. Beide inheemse soorten zijn zeer zeldzaam in Nederland. Ze komen voor op de Rode Lijst Vaatplanten en op de Doelsoortenlijst.

Herstelmaatregelen hebben resultaat

De vegetatie van heidevennen kan zich herstellen als maatregelen worden genomen om verzuring tegen te gaan. Sinds het einde van de jaren tachtig zijn op tal van plaatsen herstelmaatregelen uitgevoerd, waarvan zowel oeverkruid als waterlobelia hebben geprofiteerd. In diverse heidevennen hebben oeverkruid en waterlobelia zich zelfs opnieuw kunnen vestigen. Voorbeelden hiervan zijn het Beuven in Noord-Brabant en de Bergvennen bij Denekamp. In de Bergvennen bevindt zich momenteel een van de grootste populaties van waterlobelia van de Noordwest-Europese laagvlakte.

Uitbreiding van aantal vindplaatsen

Sinds 1990 is door herstelmaatregelen het aantal groeiplaatsen van oeverkruid en waterlobelia in vennen flink toegenomen, met name die van oeverkruid. Deze toename zet zich voort tot in het begin van de 21e eeuw. Er komen nog steeds nieuwe vindplaatsen bij, maar er verdwijnen er ook. De getroffen maatregelen blijken niet overal duurzaam te zijn. Het aantal vindplaatsen van Waterlobelia heeft zich sinds het begin van de jaren negentig gestabiliseerd. Ook bij deze soort gaat het niet steeds om dezelfde vindplaatsen. De soort verdwijnt op sommige plaatsen, maar er komen ook nieuwe vindplaatsen bij.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Planten van vennen
Omschrijving
Grafiek verloop aantal vennen met Lobelia resp. Littorella
Verantwoordelijk instituut
Wageningen ResearchAuteur: Gertie Arts en Dick Belgers, Wageningen Environmental Research
Berekeningswijze
Sommatie; aantal bemonsterde vennen
Basistabel
Database van onderzoeker (Gertie Arts, Wageningen Environmental Research)
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Verspreidingskaartjes van Lobelia en Littorella
Verschijningsfrequentie
Eens per 5 jaar
Achtergrondliteratuur
Zie Referenties
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Planten en verzuring en verdroging van vennen (indicator 1139, versie 05,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.