Beschrijving gras- en bouwland

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is vanwege veroudering afgesloten. Informatie over verandering in oppervlakte natuur in Nederland is te vinden in de volgende indicator:

Het agrarische gebied, bestaande uit gras- en bouwland, beslaat bijna tweederde van de oppervlakte van Nederland, en wordt gebruikt voor veehouderij, akkerbouw, tuinbouw en boomteelt.

Kenmerken van gras- en bouwland

Een groot deel van het landbouwareaal wordt ingenomen door open graslandgebieden; in het veenweidegebied is dit het meest voorkomende type landbouwgrond. Het overige agrarisch gebied bestaat uit open bouwlandgebied met weinig bomen, dat vooral in de zeekleigebieden voorkomt, en halfopen agrarisch gebied met bosjes en houtwallen dat veel voorkomt op de hogere zandgronden. Het halfopen agrarisch gebied heeft een afwisseling van grasland en bouwland.

Oppervlakte gras- en bouwland

In de vorige eeuw was er een flinke toename van het agrarisch gebied door ontginningen van woeste gronden en door inpolderingen van de Zuiderzee. Vanaf circa 1970 neemt het totale landbouwareaal geleidelijk af, voornamelijk ten gunste van stads- en dorpsuitbreidingen, industrieterreinen, wegen en dergelijke. Tussen 1989 en 2003 is het areaal agrarisch gebied (zonder kassen) met 105.000 hectare afgenomen. In 2008 is ongeveer 980.000 ha van het agrarische gebied in gebruik als grasland en ongeveer 800.000 ha als bouwland.

Ontwikkelingen grasland

Rond 1950 was er veel grasland in gebruik dat slecht ontwaterd en weinig bemest was (de zogenaamde half-natuurlijke graslanden). Op dit soort graslanden komen veel weidevogels, plantensoorten en dagvlinders voor. De half-natuurlijke graslanden zijn vooral in de periode vóór 1975 verdwenen. De resterende gebieden worden nagenoeg allemaal beheerd als natuurgebieden. Een recente verandering bij graslanden is het tijdelijk omzetten van grasland in andere gewassen.
Alle deze veranderingen hebben grote gevolgen voor flora en fauna. Recent wordt duidelijk dat de intensiteit van het graslandgebruik een negatief effect op de biodiversiteit in de bodem heeft. Een aantal weidevogelsoorten is de laatste decennia achteruitgegaan en die achteruitgang is nog niet gestopt. Ook dagvlinders gaan in graslanden achteruit, niet alleen in het agrarisch gebied maar ook in natuurgebieden. Daarentegen profiteren ganzen van het intensieve graslandgebruik.

Ontwikkelingen bouwland

Een belangrijke verandering bij bouwlanden betreft de gewaskeuze. Vóór de tweede wereldoorlog namen vooral rogge en haver een groot areaal in beslag; daarna neemt het areaal geleidelijk af ten gunste van snijmaïs. Momenteel zijn de belangrijkste gewassen afgemeten naar areaal gebruikte grond snijmaïs, tarwe en aardappelen.
Veel akkeronkruiden zijn door deze veranderingen, en als gevolg van intensievere landbouw en bemesting inmiddels zeldzaam geworden. Ook veel vogelsoorten die op akkers en akkerranden broeden zijn achteruitgegaan, waaronder grauwe gors en ortolaan. De hamster, die in graanakkers leeft, is sterk in aantal achteruitgegaan, maar neemt weer toe door een herintroductieprogramma.

Bronnen

  • Weeda, E.J., J.H.J. Schaminée en L. van Duuren (2002). Atlas van plantengemeenschappen in Nederland. Deel 2, graslanden, zomen en droge heiden. KNNV Uitgeverij. Utrecht.
  • Opstal, A.J.M.F. van (1997). Ecosysteemvisie graslanden. Rapport IKC-Natuurbeheer. Wageningen.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
04
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
03
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Beschrijving gras- en bouwland (indicator 1176, versie 04,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.