Aantalsontwikkeling van dagvlinders

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Zowel zeldzame als algemene dagvlinders zijn de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen.

Ontwikkeling

Sinds 1992 is de vlinderstand in Nederland afgenomen. De grootste daling vond van 1992 tot 1994 plaats; de laagste waarde is bereikt in 1999 en 2001. In 2003 ging het weer wat beter, mede als gevolg van de voor dagvlinders gunstige warme zomer. Van de 46 gevolgde soorten nemen er over de hele periode gerekend 11 soorten toe en 28 af.
Vooral de zeldzame en bedreigde soorten gaan achteruit. Dat komt naar voren uit het verloop van de doelsoorten. Van de 13 gemeten doelsoorten nemen er 9 af en 1 toe. In 2004 was er in deze groep geen herstel te zien. De meeste van deze soorten komen alleen nog maar in enkele kleine natuurgebieden voor. Deze gebieden liggen vaak ver van elkaar af, wat de populaties extra kwetsbaar maakt voor invloeden van buitenaf. De belangrijkste oorzaak van hun achteruitgang is het verdwijnen en de versnippering van geschikt leefgebied.
Bij de specialisten is de achteruitgang het grootst, 19 soorten nemen af en 4 nemen toe. Maar ook de meer algemene dagvlindersoorten, de generalisten doen het niet goed. Negen soorten generalisten nemen af en 7 soorten nemen toe. De voorheen zeer algemene citroenvlinder, dagpauwoog en kleine vos komen minder voor. Deze vlinders zijn niet erg kieskeurig en vertonen in mooie zomers vaak een kleine opleving, maar de algehele trend is ook hier dalend. Factoren die daar aan bijdragen zijn verdroging, de toename van voedingsstoffen in het milieu en een voor vlinders nadelig terreinbeheer. De gehakkelde aurelia en koninginnepage lijken te profiteren van de warmere zomers in de laatste jaren.

Bronnen

  • Bal, D., H.M. Beije, M. Fellinger, R. Haveman, A.J.F.M. van Opstal & F.J. van Zadelhoff (2001). Handboek Natuurdoeltypen. Tweede, geheel herziene editie. Expertisecentrum LNV. Wageningen.
  • Swaay, C.A.M. van & D. Groenendijk (2005). Vlinders en libellen geteld: jaarverslag 2004. Rapport VS2005.007. De Vlinderstichting. Wageningen.
  • Visser, H. (2004). Estimation and detection of flexible trends. Atm. Environment 38, 4135-4145.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Opmerking
De Soortgroep Trend Index (STI) betreft de gemiddelde landelijke index van de volgende 46 dagvlindersoorten (indexwaarde 1992 = 100 voor elke soort). Tussen haakjes is per soort de trend weergegeven. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen specialisten (27 soorten) en generalisten (19 soorten).Specialisten: aardbeivlinder (stabiel), bont dikkopje (stabiel), bont zandoogje (sterke toename), bosparelmoervlinder (matige afname), boswitje (sterke toename), bruin blauwtje (matige afname), bruin dikkopje (onzeker), bruine eikenpage (matige afname), bruine vuurvlinder (matige afname), citroenvlinder (sterke afname), donker pimpernelblauwtje (sterke afname), duinparelmoervlinder (sterke afname), eikenpage (matige afname), gentiaanblauwtje (sterke afname), groentje (matige toename), grote parelmoervlinder (matige toename), heideblauwtje (matige afname), heivlinder (sterke afname), kleine heivlinder (sterke afname), kleine ijsvogelvlinder (sterke afname), kleine parelmoervlinder (matige afname), kommavlinder (onzeker), koninginnepage (sterke toename), pimpernelblauwtje (matige afname), veenbesblauwtje (sterke afname), veenbesparelmoervlinder (sterke afname) en zilveren maan (sterke afname).Generalisten: argusvlinder (matige afname), boomblauwtje (sterke toename), bruin zandoogje (matige toename), dagpauwoog (sterke afname), geelsprietdikkopje (sterke afname), gehakkelde aurelia (sterke toename), groot dikkopje (matige afname), groot koolwitje (matige afname), hooibeestje (matige toename), icarusblauwtje (matige toename), klein geaderd witje (stabiel), kleine vos (sterke afname), kleine vuurvlinder (matige toename), klein koolwitje (matige afname), koevinkje (stabiel), landkaartje (matige toename), oranje zandoogje (matige afname), oranjetipje (stabiel) en zwartsprietdikkopje (sterke afname).Een aantal van deze soorten zijn tevens doelsoort (zie Bal et al., 2001): aardbeivlinder, bruin dikkopje, bruin blauwtje, bruine vuurvlinder, gentiaanblauwtje, heideblauwtje, heivlinder, kleine heivlinder, kommavlinder, koninginnepage, veenbesblauwtje, veenbesparelmoervlinder en zilveren maan. De gegevens zijn ontleend aan het landelijke meetnet dagvlinders van het Netwerk Ecologische Monitoring. Alleen van de doelsoort grote vuurvlinder zijn nog geen indexen voorhanden. De stippen in het figuur zijn de meetwaarden. Door deze meetwaarden is met behulp van het programma TrendSpotter (Visser, 2004) een flexibele trend berekend (de doorgetrokken lijn). Het gekleurde vlak geeft het 95% betrouwbaarheidsinterval van de trendlijn aan.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
20
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
19
versie‎
18
versie‎
17
versie‎
16
versie‎
15
versie‎
14
versie‎
13
versie‎
12
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Aantalsontwikkeling van dagvlinders (indicator 1386, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.