Bospaddenstoelen, 1999-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Ondanks de afname van stikstof en zwavel in de neerslag, is er sprake van een matige afname van paddenstoelen die kenmerkend zijn voor bossen.

Matige afname paddenstoelen

Zowel de paddenstoelen die gevoelig zijn voor een toename van stikstof als soorten die ongevoelig zijn voor stikstof of daar zelfs positief op reageren, vertonen als groep een min of meer gelijke trend. Ondanks grote fluctuaties in aantallen per jaar - zo zijn vooral in het extreem droge jaar 2003 veel minder paddenstoelen gezien - is de trend voor beide groepen: matige afname.
Er zijn in de periode 1999-2014 meer soorten in aantal afgenomen (44 soorten) dan in aantal toegenomen (6).

Paddenstoelen profiteren niet van daling vervuiling

Vermesting en verzuring vormen een belangrijke bedreiging voor paddenstoelen. Hoewel het niveau van vervuilende stoffen vanaf 1981 aanmerkelijk is gedaald, hebben paddenstoelen hier in de periode 1999 tot 2014 (de looptijd van het meetnet) niet van kunnen profiteren. Het huidige niveau van vervuiling is voor veel soorten nog steeds hoog vergeleken met natuurlijke omstandigheden. Bovendien daalt het niveau de laatste jaren niet meer zo sterk.
Ook is de kwaliteit van het bodemleven in bossen nog steeds niet helemaal hersteld, waardoor paddenstoelen en planten nog niet optimaal kunnen profiteren van de vermindering van de neerslag van vervuilende stoffen.

Bodemverstoring

Bodemverstoring en verruiging vormen een andere bedreiging voor paddenstoelen. Sinds 1999 heeft in 25 procent van de meetpunten van het meetnet een grote verstoring plaatsgevonden. Graven, berijden met zware machines, dumpen van bagger, hondenpoep en strooien van houtsnippers zijn veel voorkomende verstoringen. De meeste van deze verstoringen leiden, al dan niet tijdelijk, tot hogere stikstofgehaltes in de bodem.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Bospaddenstoelen en vermesting en verzuring
Omschrijving
Ontwikkeling populaties bospaddenstoelen als groep
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De aantalsontwikkeling betreft de gemiddelde index (met 1999 = 100) van de paddenstoelen in bossen op hoge zandgronden. De gegevens zijn ontleend aan het landelijke meetnet paddenstoelen van het Netwerk Ecologische Monitoring. De paddenstoelen zijn onderverdeeld in een groep stikstofgevoelige soorten (41 soorten) en niet-gevoelige soorten (39 soorten).TrendberekeningMet de meetnetgegevens zijn per soort jaarlijkse indexcijfers over populatie-aantallen bepaald met Poisson regressie (software TRIM; Methode indexcijfers (TRIM). Om de indicatoren te berekenen zijn de jaarlijkse indexcijfers van populatie-aantallen meetkundig gemiddeld over alle soorten (met indexwaarde 1999 = 100 voor elke soort). Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen en daaruit zijn trendklassen afgeleid. De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator zijn gebaseerd op de betrouwbaarheidsintervallen van de indexcijfers van de afzonderlijke soorten (Soldaat et al. in voorb.).Vergelijking methode trendberekening met LPI internationaalDe gebruikte methode is grotendeels ontleend aan die van de internationale Living Planet Index van WWF (WWF, 2014). Dat houdt in dat de jaarlijkse indexcijfers van de afzonderlijke soorten meetkundig worden gemiddeld en dat dezelfde regel wordt gehanteerd om het probleem van nul-waarden in de tijdreeksen op te lossen. Het meetkundig gemiddelde van jaar x kan namelijk niet berekend worden als één of meer soorten in dat jaar een indexcijfer met waarde 0 heeft. Als soort y één of meer indexwaarden van 0 heeft in de tijdreeks, voegen we voor de betreffende soort 1% van het rekenkundig gemiddelde van de tijdreeks -inclusief de nullen- toe aan álle waarden in de tijdreeks -inclusief de niet-nullen (pers. comm. Loh & McRae, 2014). Er zijn echter ook enkele statistische verschillen tussen de hier gebruikte methode en de internationale LPI: (1) Bij de Nederlandse LPI wordt een GLM toegepast om indexcijfers per soort te bepalen, bij de WWF-LPI een GAM. (2) Om de LPI minder te laten fluctueren van jaar op jaar wordt een smoothing algoritme toegepast. Bij de internationale LPI gebeurt dat met een GAM per afzonderlijke soort. Bij de hier gebruikte methode gebeurt dat pas bij het meetkundig middelen van alle soorten. (3) Om de invloed van sterk fluctuerende soorten te reduceren schrijft de WWF-LPI voor dat indexcijfers die meer dan een factor 10 verschillen van die in het voorgaande jaar niet meedoen in de LPI (pers. comm. Loh & McRae, 2014). De hier gebruikte methode hanteert een afkapregel: een sterk toenemende of afnemende soort kan maximaal een factor 10 toe- of afnemen. (4) De betrouwbaarheidsintervallen van de indicator verschillen. I.t.t. de WWF-LPI wordt bij de hier gebruikte methode de onzekerheid van de indexen per soort opgenomen.
Basistabel
De indexen van de individuele soorten op basis van ontwikkelingen in aantallen zijn te vinden in drie tabellen via de links in de hoofdtekst.
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Arnolds, E., M. Veerkamp en C. Plate (2003). Nieuwsbrief paddestoelenmeetnet 4. Coolia 46 (3): 103-117.
Betrouwbaarheidscodering
B. Schatting gebaseerd op een groot aantal (zeer accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
12
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
11
versie‎
10
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Bospaddenstoelen, 1999-2014 (indicator 1390, versie 11,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.