Invasieve plantensoorten zijn in de laatste decennia sterk toegenomen in Nederland

De verspreiding van uitheemse planten over Nederland is de laatste decennia duidelijk toegenomen. Opvallend is met name de sterke toename van een aantal exotische waterplanten. Vergeleken met terrestrische planten zijn zij sterker toegenomen.

Situatie

Er zijn in Nederland veel exoten in de flora, dat wil zeggen uitheemse plantensoorten die zich in het wild in stand kunnen houden. Sommigen daarvan zijn invasief: ze verspreiden zich in de laatste decennia sterk over Nederland. Omdat dat problemen kan opleveren heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit het Team Invasieve Exoten (TIE) opgericht. TIE heeft een lijst van 50 soorten opgesteld die invasief zijn, of dat mogelijk kunnen worden, en gevolgd moeten worden zodat er zo nodig snel kan worden ingegrepen om snelle uitbreiding tegen te gaan (zie het tweede tabblad van de download data bij de eerste figuur). De verspreiding van de soorten van de TIE-lijst is aanzienlijk toegenomen (eerste tabblad). Gemiddeld genomen komt een exoot van die lijst tegenwoordig in zeker 160 kilometerhokken voor terwijl halverwege de jaren negentig en daarvoor deze in nog geen 30 kilometerhokken voorkwam.

Waterplanten verspreiden zich sterk

Onder de soorten van de TIE-lijst zijn relatief veel waterplanten. De verspreiding van waterplanten is het laatste decennium sterker gestegen dan die van terrestrische planten. Waterschappen hebben vooral problemen met grote waternavel, parelvederkruid en watercrassula die zich in stilstaande en langzaam stromende wateren sterk hebben verspreid. Deze planten kunnen zo sterk woekeren dat ze het normale doorstromen van watergangen belemmeren; hierdoor veroorzaken deze planten veel economische schade.

Preventief volgen

De tabel op het tweede tabblad van de download data bij de eerste figuur geeft een overzicht van de soortenlijst die is opgesteld door TIE. Het merendeel van de 50 soorten op de TIE-lijst lijkt tot nu toe niet invasief van karakter. Deze hebben een beperkte verspreiding en leveren geen problemen op. Sommige soorten op de lijst zijn nog niet in ons land waargenomen, maar staan er uit voorzorg op. Voor een vijftal soorten, alsemambrosia, Canadese kornoelje, gele maskerbloem, grote waternavel en parelvederkruid, zijn trendcijfers voor de periode 1976 - 2016 berekend, deze soorten zijn significant toegenomen (zie de betreffende figuren).

Schade

Exoten zijn soorten die Nederland niet op eigen kracht hebben bereikt, maar door de mens zijn meegenomen uit andere continenten. Een aantal van deze soorten verspreidt zich invasief, dat wil zeggen dat zij zich in een kort tijdsbestek sterk verspreiden. Hierbij kan schade ontstaan aan biodiversiteit, infrastructuur, gewassen en de volksgezondheid.

Europees beleid

Invasieve soorten zijn niet alleen een groeiend probleem in Nederland. Ook op Europees niveau speelt het probleem. De Europese Unie heeft een lijst van soorten opgesteld, de zogenaamde Unielijst. Op de lijst staan soorten waarvan de negatieve effecten zodanig zijn dat gezamenlijk optreden op het niveau van de Europese Unie gewenst is. Lidstaten zijn verplicht de soorten op te sporen en te bestrijden, voor soorten die al wijdverspreid zijn dienen maatregelen genomen te worden om de verspreiding onder controle te houden. De lijst is dynamisch en vermeldt, eind 2016, 14 plantensoorten. In Nederland heeft het Team Invasieve Exoten (TIE) een lijst van 50 plantensoorten opgesteld die gevolgd worden. Alle plantensoorten van de Unielijst staan ook op de lijst van TIE, zie de tabel op het tweede tabblad voor de soorten.

Bronnen

  • Beringen, R., B. Odé en A. van Vliet (2014). Analyse trends en hotspots Alsemambrosia. Stichting FLORON. Leiden.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Invasieve exoten in de Nederlandse flora
Omschrijving
Toename van invasieve exotische vaatplanten
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De gegevens zijn ontleend aan de databank van FLORON die deel uitmaakt van de Nationale Database Flora & Fauna en aan het meetprogramma voor hogere planten in het Netwerk Ecologische Monitoring. De gegevens zijn geaggregeerd naar hokken van 1 km x 1 km per jaar Voor alsemambrosia, Canadese kornoelje, gele maskerbloem, grote waternavel en parelvederkruid zijn deze jaarlijsten met logistische regressie geanalyseerd, waarbij gecorrigeerd is voor verschillen in waarnemersinspanning (via het aantal waargenomen soorten; lijstlengte methode van Szabo et al, 2010). Over de jaren heen is een smoothing algoritme toegepast om flexibele trends te bepalen en daaruit zijn trendklassen afgeleid. De trends in verspreiding (het aantal bezette kilometerhokken) worden gezien als een benadering van de trend in populatie-aantallen. Voor de meeste andere soorten waren er te weinig data om deze met een statistische methode te analyseren en voor waarnemersinspanning te corrigeren. Daarom is een eenvoudige methode gebruikt: voor iedere soort die in de laatste periode in Nederland gevonden is, is voor iedere periode het aantal unieke hokken geteld. Daarmee is per periode het gemiddeld aantal hokken bepaald dat exoten bezetten; dat verder is uitgesplitst naar waterplanten en terrestrische planten.
Basistabel
Niet van toepassing
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Geen
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Szabo, J.K., P. Vesk, P. Baxter en P. Possingham (2010). Regional avian species declines estimated from volunteer-collected long-term data using List Length Analysis. Ecological Applications 20: 2157-2169.
Betrouwbaarheidscodering
Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Invasieve plantensoorten zijn in de laatste decennia sterk toegenomen in Nederland (indicator 1398, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.