Vliegperiode vlinders, 1992-2022, en libellen, 1999-2022

De vliegperiode van zowel vlinders als libellen begint vroeger door de warmere lentes.

Vlinders en libellen

In de afgelopen bijna 30 jaar tijd is de vliegperiode van vroege dagvlinders met circa tien dagen vervroegd. Dat komt door het warmer worden van het voorjaar.
Vroege dagvlinders zijn de vroeg in het jaar vliegende vlindersoorten. De temperatuur in het voorjaar bepaalt sterk de vliegtijd van deze groep vlinders. De koude lente van 2013 bijvoorbeeld zorgde ervoor dat de vlinders pas laat in het voorjaar verschenen, zelfs even laat als in begin jaren negentig. De vervroeging bij libellen is sinds 1999 zo'n acht dagen. Ondanks de sterke fluctuaties van jaar op jaar is de vervroeging significant.

Andere soortgroepen

Behalve vlinders vervroegen er nog veel meer soortgroepen als gevolg van de stijging van de temperatuur in Nederland. Zo bloeien veel plantensoorten eerder in het jaar dan voorheen en beginnen vogels eerder met eieren leggen, bijvoorbeeld de kievit. Veel verschuivingen in het voorkomen van andere soortgroepen in het jaar staan vermeld op de Natuurkalender.

Bronnen

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Verandering in vliegperiode van vlinders en libellen
Omschrijving
Ontwikkeling van begindatum van vliegperiode van vlinders en libellen
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
De gegevens zijn ontleend aan de landelijke meetnetten voor dagvlinders en libellen van het Netwerk Ecologische Monitoring. De graadmeter voor de vervroeging van de vliegperiode van de vlinders is gebaseerd op 20 vroege dagvlindersoorten. Vroege soorten zijn de soorten waarvoor gemiddeld de eerste 10% van de aantallen waargenomen worden vóór dagnummer 150 in de periode 1992-2000. Soorten die slechts incidenteel zijn aangetroffen zoals klaverblauwtje zijn niet in deze groep opgenomen.De 20 vroege dagvlindersoorten zijn: aardbeivlinder, argusvlinder, bont dikkopje, bont zandoogje, boomblauwtje, bruin blauwtje, bruin dikkopje, bruine vuurvlinder, groentje, groot koolwitje, hooibeestje, icarusblauwtje, klein geaderd witje, klein koolwitje, kleine parelmoervlinder, kleine vuurvlinder, koninginnepage, landkaartje, oranjetipje en zilveren maan.Van iedere vlindersoort is voor elk jaar in de beschouwde periode bepaald op welk dagnummer (1 januari = dag 1, 2 januari = dag 2, etc.) de eerste 10% (= eerste-deciel) van de vlinders is waargenomen. De stippen in de figuur (eerste tabblad) zijn de gemiddelde eerste-deciel-dagnummers per jaar voor de vroege vlindersoorten. Door deze dagnummers is met behulp van het programma TrendSpotter (Visser, 2004) een flexibele trend berekend (zie de doorgetrokken lijn). Het gekleurde vlak geeft het 95% betrouwbaarheidsinterval van deze trendlijn aan.Dezelfde methode is toegepast op gegevens van libellen in de periode 1999-2020 (tweede tabblad).De volgende 50 soorten zijn in de libellengraadmeter opgenomen:azuurwaterjuffer, bandheidelibel, beekoeverlibel, beekrombout, blauwe breedscheenjuffer, blauwe glazenmaker, bloedrode heidelibel, bosbeekjuffer, bruine glazenmaker, bruine korenbout, bruinrode heidelibel, donkere waterjuffer, gevlekte witsnuitlibel, gewone bronlibel, gewone oeverlibel, gewone pantserjuffer, glassnijder, groene glazenmaker, grote keizerlibel, grote roodoogjuffer, hoogveenglanslibel, houtpantserjuffer, kleine roodoogjuffer, koraaljuffer, lantaarntje, maanwaterjuffer, metaalglanslibel, noordse witsnuitlibel, paardenbijter, plasrombout, platbuik, smaragdlibel, speerwaterjuffer, steenrode heidelibel, tangpantserjuffer, tengere grasjuffer, tengere pantserjuffer, variabele waterjuffer, venglazenmaker, venwitsnuitlibel, viervlek, vroege glazenmaker, vuurjuffer, vuurlibel, watersnuffel, weidebeekjuffer, zwarte heidelibel, zwervende heidelibel en zwervende pantserjuffer.Libellensoorten waarvan voor meer dan een kwart van de jaren de fenologie niet vast te stellen is, doen niet mee.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks
Achtergrondliteratuur
Van Strien, A.J., W.F. Plantenga, L. Soldaat, C.A.M. Van Swaay en M.F. WallisDeVries (2008). Bias in phenology assessments based on first appearance data of butterflies. Oecologia 156 (1): 227-235.Visser, H. (2004). Estimation and detection of flexible trends. Atm. Environment 38: 4135-4145.Soldaat L., H. Visser, M. van Roomen en A. van Strien (2007). Smoothing and trend detection in waterbird monitoring data using Structural Time-Series Analysis and the Kalman filter. Journal of Ornithology 148 suppl. 2: 351-357.
Opmerking
De geelvlekheidelibel deed in versie 12 van deze indicator nog mee, maar inmiddels (bij versie 13) zijn er voor 6 van de 22 jaren geen fenologiecijfers voorhanden, waardoor de soort uit de selectie valt.
Betrouwbaarheidscodering
C: Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd.

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Vliegperiode vlinders, 1992-2022, en libellen, 1999-2022 (indicator 1406, versie 14,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.