Vegetatie sloten en slootkanten, 1999-2012

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator is afgesloten. Informatie over sloten en slootkanten is opgenomen in de indicator 'Vegetatie van houtwallen en slootkanten'.

Ruigtesoorten en planten van voedselrijke omstandigheden nemen in slootkanten toe.

Sloten en slootkanten

Kenmerkend voor het Hollandse polderlandschap zijn de sloten. Naar schatting bedraagt de totale lengte aan sloten in Nederland maar liefst 330.000 km. De belangrijkste functie van sloten is de afwatering van het omliggende land, maar ook dienen ze als perceelscheiding, watertoevoer, waterberging en veedrenking. De sloot zelf bevat vegetaties van ondiep open water met drijvende en wortelende waterplanten, maar ook wel soorten van moerassen. Op de oevers van de sloten heeft de vegetatie meer het karakter van vochtig grasland en moeras. Op de overgang van land naar water staan veel soorten moerasplanten. Als een sloot te veel dicht groeit, komt de functie van afwatering in gevaar. Voor de meeste sloten geldt daarom een verplichting dat ze periodiek moeten worden geschoond. Dat wil zeggen dat de aanwezige vegetatie (en afval) wordt verwijderd om het dichtgroeien van de sloot te voorkomen.

Sloten

In de vegetatie van sloten zijn in de periode 1999-2012 geen grote veranderingen te zien. Het meest opvallend is de toename van natte ruigtesoorten, soorten die meestal op de overgang met de slootkant staan en door hun bloemen vaak bijdragen aan de aantrekkelijkheid van sloten (tabblad 1). Natte ruigtesoorten zijn bijvoorbeeld harig wilgenroosje, riet en grote kattenstaart. Samen met dichte oppervlakken flab en kroos kunnen ze bijdragen aan vermindering van de lichtinval in de sloten, wat remmend kan werken op de groei van onderwaterplanten. Ook het aantal Rode Lijst-soorten en typische soorten van Habitattypen is afgenomen. Deze soorten komen echter maar in een klein aantal meetlocaties voor en het aantal soorten per locatie is laag. De bedekking met kroossoorten is nogal wisselend, maar over de hele periode niet veranderd (tabblad 4). Op basis van de vegetatiesamenstelling zijn er geen aanwijzingen voor duidelijke veranderingen in de milieucondities van sloten.

Afzonderlijke soorten sloten

Bij natte ruigtesoorten is vooral een toename te zien van pitrus en riet. Van de meest frequent voorkomende kenmerkende soorten van open moeras is smalle waterpest afgenomen en zijn grote en blonde egelskop toegenomen. De meest voorkomende soorten van de Rode Lijst betreffen brede waterpest en krabbenscheer. Net als de typische soorten worden deze echter te weinig aangetroffen om betrouwbare uitspraken te kunnen doen over voor- of achteruitgang.

Slootkanten

In de slootkanten nemen de droge ruigtesoorten toe. Verder neemt ook de bedekking van bomen en struiken (houtige soorten) langs sloten toe (tabblad 1). Ruigtesoorten komen van nature veel in voedselrijke slootkanten voor, waarbij droge ruigtesoorten verhoudingsgewijs hoger in de slootkant voorkomen dan natte ruigtesoorten. De toename van de opgaande begroeiing zorgt ervoor dat in de slootkanten een verschuiving is te zien van een vochtig graslandkarakter naar een meer moerasachtig karakter. Net als in sloten komen er zeer weinig Rode Lijst-soorten en typische soorten van habitattypen voor in slootkanten. Typische soorten zijn sinds 1999 afgenomen in aantal en bedekking.

Aanwijzingen voor milieuveranderingen slootkanten

Voor de slootkanten zijn er wél aanwijzingen voor veranderingen in de omstandigheden met betrekking tot verzuring en vermesting. In de slootkanten zijn zowel het gemiddelde Ellenberggetal voor stikstof als dat voor de zuurgraad toegenomen, wat duidt op een toenemende vermesting en afnemende verzuring. De toename van indicatorsoorten voor basische omstandigheden duidt eveneens op minder zure omstandigheden.

Afzonderlijke soorten slootkanten

Bij de droge ruigtesoorten is vooral een toename van gewone smeerwortel, fluitenkruid en grote brandnetel. Van de kenmerkende soorten nemen vooral de kleinere soorten af, waaronder moerasvergeet-mij-nietje, kruipende boterbloem en pinksterbloem, terwijl grotere soorten als grote en blonde egelskop en gele lis toenemen. Geen enkele Rode Lijst-soort en slechts twee typische soorten van habitattypen, moerasspirea en akkermelkdistel, komen frequent genoeg voor om trends te kunnen bepalen. Van deze neemt de akkermelkdistel sinds 1999 af.

Bronnen

  • Blomqvist, M.M., W.L.M. Tamis en G.R. de Snoo (2009). No improvement of plant biodiversity in ditch banks after a decade of agri-environment schemes. Basic and Applied Ecology 10: 368-378.
  • Cáceres, M. de en P. Legendre (2009). Associations between species and groups of sites: indices and statistical inference. Ecology 90 (12): 3566-3574.
  • Dufrêne, M., en P. Legendre. 1997. Species assemblages and indicator species: The need for a flexible asymmetrical approach. Ecological Monographs 67:345-366.
  • Wallis de Vries, M. en C. Plate (2010). Dag bloemen - dag vlinders! Vlinders jrg 25 (2): 19-23.
  • Wallis de Vries, M., C. van Swaay en C. Plate (2010). Verbanden tussen de achteruitgang van dagvlinders en bloemenrijkdom. De Levende Natuur jrg. 111 (3): 125-129.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Vegetatie sloten en slootkanten, 1999-2012 (indicator 1456, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.