Vegetatie van de heide, 1999-2017

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

Sinds 1999 is de verstruiking en verbossing van de heide toegenomen.

Heide

De heide zoals wij die nu kennen is een overblijfsel van agrarische activiteiten uit de tijd van vóór de introductie van kunstmest aan het eind van de 19e eeuw. Heide was toen een belangrijk onderdeel van het landbouwsysteem, waarbij de heide werd beweid met schapen en de schapenmest op de akkers werd gebruikt. Het oppervlak aan heide bedroeg in 1833 ongeveer 600.000 ha. Door ontginning en bebossing is daarvan in anderhalve eeuw zeer veel verdwenen. In 2002 was er nog circa 43.000 ha heide over (Clement & Kooistra, 2003). De overgebleven heide is onder invloed van de toegenomen stikstofdepositie op veel plaatsen vergrast. Om de heide in stand te kunnen houden is een intensief beheer noodzakelijk. Heideterreinen worden begraasd, gechopperd, geplagd en bekalkt om vergrassing en dichtgroeien met bomen en struiken tegen te gaan. Bij heidebeheer sluit het inzetten van schaapskudden het meest aan bij het vroegere gebruik van de heide. De laatste jaren worden in toenemende mate ook grote grazers, zoals paarden en runderen, ingezet om vergrassing en verbossing tegen te gaan. Recent wordt ook wel bos gekapt om weer heide terug te krijgen.

Vergrassing heide

De gemiddelde bedekking met grassoorten in de heide-meetpunten van het Landelijk Meetnet Flora (LMF) bedroeg ongeveer 40%. In de periode 1999-2017 is dit percentage niet significant toe- of afgenomen (tabblad Vergrassing). De gemiddelde bedekking met heidesoorten (struik- en dopheide) is ongeveer gelijk aan de bedekking met grassoorten, maar sinds 1999 wél veranderd. In heide als geheel is die afgenomen, met name in droge heide. In droge heide is de gemiddelde bedekking met heidesoorten overigens wél hoger (rond 45%) dan in vochtige heide (rond 30%).
De stabilisering van de vergrassing hangt mogelijk samen met beheer en met de vermindering van de stikstofdepositie van de afgelopen jaren. Maar verlaging van die depositie leidt vooralsnog niet tot verlaging van de stikstofindicatie van de heide-vegetatie.
In de oorspronkelijk zeer voedselarme heide is dan ook nog geen toename te zien in plantensoorten die indicatief zijn voor voedselarme omstandigheden. Herstel van deze soorten is overigens niet alleen afhankelijk van de milieuomstandigheden, maar ook van de aanwezigheid van kiemkrachtig zaad of aanvoer van zaden van elders.

Dichtgroeien met bomen en struiken

Zonder menselijk ingrijpen verandert heide op den duur in bos. Deze ontwikkeling wordt gestimuleerd door de voor heide nog steeds te hoge stikstofdepositie en wordt tegengegaan door beheersmaatregelen. In de heide-meetpunten van het LMF is deze ontwikkeling ook te zien. De bedekking van struiken en bomen in heide nam daar de afgelopen jaren toe (tabblad Bomen en struiken). Deze ontwikkeling vindt plaats zowel in droge als in vochtige heide.
Hier zijn beheersmaatregelen mogelijk ontoereikend of ontbrekend. Doordat weer tot heide omgevormd bos in de berekeningen niet is meegenomen, kan de mate van verstruiking en verbossing in heide te hoog zijn ingeschat. Het omgevormde areaal is echter relatief klein, en de invloed daarvan op verstruiking en verbossing is daardoor vermoedelijk gering.
Pioniersoorten
Er is veel onderzoek gedaan naar de juiste beheersmaatregelen om heide te behouden. Grootschalig plaggen levert weliswaar meer paarse heide op, maar vanuit het oogpunt van de biodiversiteit is dit vaak niet gunstig. Een groot deel van de oorspronkelijke gevarieerde structuur gaat daarmee verloren, wat ook verlies van bijzondere plant- en diersoorten met zich meebrengt. Grootschalig plaggen wordt daarom weinig meer toegepast. Maar ook andere maatregelen hebben nadelen of zijn niet altijd effectief. Ze moeten daarom met beleid worden ingezet. Plaggen en begrazen zorgen wel voor open plekken waar pioniersoorten kansen krijgen. De bedekking met pioniers is echter de afgelopen tien jaar afgenomen (tabblad Pioniers). Een duidelijke verklaring hiervoor is niet gevonden.

Bronnen

  • Cáceres, M. de en P. Legendre (2009). Associations between species and groups of sites: indices and statistical inference. Ecology 90 (12): 3566-3574.
  • Clement, J. en L. Kooistra (2003). Eerste bosstatistiek digitaal. Opbouw van een historisch basisbestand. Alterra, Centrum Geo-Informatie. Wageningen UR, Alterra rapport.
  • Meij, T. van der en L. van Duuren (2000). Veranderingen in oppervlakten van natuurtypen tussen 1950 en 1990. Kwartaalbericht Milieustatistieken 2000-2. CBS. Voorburg/Heerlen.
  • Wallis de Vries, M., K. Huskens, J. J. Vogels, R. Versluijs, R. Loeb, E. Brouwer en R. Bobbink (2018). Alternatieven voor plaggen van natte heide - Effecten op middellange termijn. Rapport nr. 2018/OBN221-NZ, VBNE, Driebergen.
  • Weeda, E.J., J.H.J. Schaminée en L. van Duuren (2005). Atlas van Plantengemeenschappen in Nederland. Bossen, struwelen en ruigten. KNNV uitgeverij, Utrecht.

Technische toelichting

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
07
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Vegetatie van de heide, 1999-2017 (indicator 1547, versie 05,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.