Milieudruk door stikstofdepositie op landnatuur, 2020

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De milieudruk door stikstofdepositie is sinds de jaren negentig verminderd. Het areaal met een slechte conditie voor het duurzaam voorkomen van landnatuur is sterk verminderd ten gunste van het areaal met een matige conditie. Het areaal met goede condities is ook toegenomen, maar blijft relatief gering. De huidige milieudruk door stikstofdepositie is in veel ecosystemen nog te hoog. Met name in de ecosystemen bos en heide zijn de condities door stikstofdepositie over vrijwel het gehele areaal matig of slecht.

Stikstofdepositie in natuurgebieden boven kritische niveaus

Het verschil tussen depositie en kritische depositieniveau is een maat voor het risico op achteruitgang van natuurkwaliteit. Het areaal landnatuur waar de depositie de kritische depositiewaarden voor stikstof overschrijdt, nam tussen 1994 en 2020 af van ca. 75% tot ca. 62%. Het areaal landnatuur waar de overschrijding meer dan 20 kg N/ha/jaar was, nam in diezelfde periode zelfs af van 50% tot bijna 0%.

De forse afname van de stikstofdepositie sinds begin jaren negentig heeft zich vertaald in een toename van het natuurareaal met betere condities. Het areaal landnatuur met goede condities is in 2020 echter nog steeds gering. Het areaal zonder overschrijding van de kritische depositie (groen), komt overeen met het areaal waarvan de milieuconditie wat betreft stikstofdepositie als 'goed' wordt beoordeeld en waar de stikstofcondities geschikt zijn voor een duurzaam voorkomen van ecosystemen zoals heide en bos.

Kwetsbare plantensoorten verdwijnen

Teveel stikstof in de bodem is een belangrijke oorzaak voor de achteruitgang van zeldzame soorten in ecosystemen. Landelijk gezien maakt ammoniak ongeveer twee derde deel uit van de stikstof die op de bodem valt. Deze ammoniak is hoofdzakelijk afkomstig uit de landbouw. De overige depositie is afkomstig van stikstofoxiden uit onder andere verkeer en industrie. De kans dat kwetsbare plantensoorten verdwijnen is groter wanneer de stikstofdepositie het kritisch depositieniveau overschrijdt. Hoe hoger de overschrijding en hoe langer deze duurt, hoe groter de effecten. Vooral ecosystemen die voedselarme condities vereisen zijn gevoelig voor milieudruk door stikstofdepositie.

Overschrijding kritische stikstofdepositie is vooral voor ecosystemen op zandgronden een knelpunt

Circa driekwart van het totale areaal landnatuur kent een te hoge stikstofdepositie. Met name in meer stikstofgevoelige ecosysteemtypen als bos, heide en open duin die voorkomen op de zandgronden, zijn de condities door stikstofdepositie op het merendeel van het areaal matig of slecht. In het ecosysteem heide wordt zelfs op 90% van het areaal de kritische depositiewaarden overschreden. Nagenoeg het gehele oppervlakte heide valt hierdoor in de kwaliteitscategorieën matig of slecht. Voor open duin is de situatie iets beter; hier valt het grootste deel van de oppervlakte binnen de categorie matig. Vermesting via stikstofdepositie speelt met name op de voedselarme zandgronden in het zuiden en oosten van Nederland. Hier komen ecosystemen met hoge gevoeligheid voor stikstofdeposities en intensieve veehouderij met hoge depositie samen. Veel van de half-natuurlijke graslanden en moerassen met name gelegen in (zee/rivier)kleigebieden in het noorden en westen van het land zijn niet gevoelig voor stikstofdepositie.

Beleid richt zich op het verminderen van de milieudruk

Om de effecten van vermesting en verzuring te voorkomen, richt het Nederlandse milieubeleid zich op vermindering van de emissie van vermestende en verzurende stoffen in Nederland. Door nationaal, maar ook internationaal milieubeleid is de lucht de laatste decennia schoner geworden, waardoor minder zuur en stikstof terecht komt op natuur (Buijsman et al., 2010). Toch is het bereikte resultaat van het milieubeleid nog onvoldoende om goede condities voor een duurzame instandhouding van alle ecosystemen en soorten te scheppen.

Zo is de daling in de stikstofdepositie sinds 2010 gestagneerd. Dit komt vooral doordat de ammoniakuitstoot nauwelijks verder is afgenomen. Tussen 2013 en 2017 is de ammoniakuitstoot zelfs iets toegenomen door uitbreiding van de melkveestapel als gevolg van de afschaffing van het melkquotum. Vanaf 2018 daalt de ammoniakuitstoot weer licht. Deze trend is ook zichtbaar in de gemeten ammoniakconcentraties op 35 meetlocaties in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) en het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN). Dit is een indicatie dat de stikstofbelasting op ecosystemen nauwelijks afneemt terwijl dat wel nodig is voor een duurzame instandhouding van deze ecosystemen.

In Natura 2000-gebieden zou het Programma Aanpak Stikstof (PAS) vanaf 2015 de hoeveelheid stikstof terugdringen, de natuur versterken en tegelijkertijd economische ontwikkeling in de omgeving mogelijk maken. De Raad van State oordeelde in 2019 dat het PAS niet voldoende waarborgen bood voor natuurbehoud en -herstel om toestemmingverlening voor nieuwe activiteiten op te kunnen baseren. Voor de oplossing van de stikstofcrisis zal het kabinet ambitieuze maatregelen moeten nemen om de stikstofuitstoot voldoende te reduceren om aan de natuurdoelstellingen te voldoen (Adviescollege Stikstofproblematiek, 2020). Daartoe is de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering aangenomen. Deze wet, die op 1 juli 2021 in werking trad, regelt onder meer resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie. De wet geeft ook de opdracht voor een programma met maatregelen om die reductie te bereiken en de natuur te herstellen. In het coalitieakkoord zijn de doelen van de Wet Stikstofreductie en Natuurverbetering voor 2035 versneld en zijn extra financiële middelen beschikbaar gesteld.

Herstelmaatregelen voor het verbeteren van de milieucondities

Sinds 1989 worden er herstelmaatregelen in natuurgebieden genomen om de effecten van verzuring en vermesting tegen te gaan. Eerst via het subsidieprogramma Effectgerichte Maatregelen (EGM), afgelopen jaren via de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap (SKNL) en het Programma Aanpak Stikstof (PAS) en recent via Programma Natuur. Het Programma Natuur richt zich op het herstel en de versterking van de natuur in Natura 2000-gebieden en is een toevoeging op de afspraken die zijn gemaakt in het Natuurpact. Het Rijk en de provincies hebben in het Natuurpact (EZ, 2013) de ambitie afgesproken de kwaliteit van de natuur binnen het Natuurnetwerk te behouden door voldoende regulier natuurbeheer en te verbeteren door extra inspanningen te richten op (tijdelijke) herstelmaatregelen om water- en milieucondities te verbeteren.

Veel van de herstelmaatregelen zijn niet alleen gericht op het afvoeren van nutriënten, maar ook op bestrijding van verdroging en verzuring. De beschikbaarheid van voedingsstoffen is niet alleen afhankelijk van de huidige depositie van stikstof maar ook van de verdroging en van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. Als gevolg van stikstofdepositie treedt verzuring van de bodem op in natuurgebieden waardoor planten- en diersoorten uit dat gebied achteruit gaan of verdwijnen. De zuurgraad kan ook worden beïnvloed door veranderingen in de waterhuishouding, bijvoorbeeld als de toevoer van basenrijke kwel wegvalt of door ophoping van organische stof in de humuslaag. Verzuring, vermesting en verdroging zijn milieufactoren die elkaar beïnvloeden en kunnen versterken.

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Milieudruk door stikstofdepositie op landnatuur, 2020
Omschrijving
Overschrijding van de kritische stikstofdepositiewaarden door de depositie in 2020. Trend en kwaliteit landnatuur door milieudruk stikstofdepositie
Verantwoordelijk instituut
WUR. Auteur: Marlies Sanders
Berekeningswijze
Om de knelpunten voor stikstofdepositie van de ecosysteemtypen te kwantificeren, zijn zogenoemde kritische depositieniveaus van de onderliggende beheertypen vergeleken met de depositieniveaus. De deposities zijn berekend op basis van emissie-inventarisaties en gekalibreerd op basis van metingen uit het landelijk meetnet luchtkwaliteit. Basis zijn de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN). Het verschil tussen depositie en kritische depositie, ofwel de overschrijding van het kritische niveau, wordt internationaal gebruikt als maat voor risico op negatieve effecten voor natuur. Hoe hoger de overschrijding hoe groter dat risico. Datzelfde geldt voor de duur van de overschrijding. Voor de berekening van de mate van overschrijding is uitgegaan van beheertypekaart situatie 2021.Om de kritische depositie te bepalen, is aangesloten bij de Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS (WMBN) (van Beek et al., 2018). In deze documenten is aangegeven welke beheertypen in welke mate gevoelig zijn voor stikstofdepositie: per beheertype is een kritische waarde gegeven en wanneer de depositie beneden deze waarde is, worden de condities voor stikstofdepositie als 'goed' beoordeeld. De mate van overschrijding is de afstand tussen de hoogte van de stikstofdepositie en de randvoorwaarden (de kritische depositie) die elk beheertype stelt. De kritische depositiewaarden zijn bepaald aan de hand van de plantenassociaties die behoren tot de beheertypen.
De beheertypen zijn gelokaliseerd met de beheertypenkaart 2021 van IPO en BIJ12. Delen van grootschalige beheertypen (N1), moeras (N5.01) en open duin (N8.02) bestaan uit veel verschillende structuurtypen die een grote variatie in gevoeligheid voor stikstofdepositie hebben. Bij gebruik van de meest gevoelige wordt het areaal met minder gevoelige typen daardoor onderschat. De gevoeligheid is daarom voor subtypen bepaald, die vervolgens weer zijn opgeteld tot ecosysteemtypen uit de grafiek. De werkwijze is beschreven in Sanders et al., in prep.

Van de stikstofdepositie zijn landsdekkende kaarten beschikbaar vanaf 1994 tot en met 2020. De kaarten van 2005-2020 zijn opnieuw berekend ten opzichte van de vorige versie van deze indicator (https://www.rivm.nl/Onderwerpen/G/GCN_GDN_kaarten)/
Basistabel
Neergeschaalde beheertypenkaart; bewerking van geodatabase IMNA BeheerGebied (datum: 15-9-2021). (methode neerschaling Sanders et al. in 2022), GDN https://www.rivm.nl/Onderwerpen/G/GCN_GDN_kaarten/
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Om de 2-3 jaar
Achtergrondliteratuur
Sanders, M.E., G.W.W. Wamelink, R. Jochem, H.A.M. Meeuwsen, D.J.J. Walvoort, R.M.A. Wegman, R.J.H.G.Henkens (2022). Milieucondities en ruimtelijke samenhang natuurgebieden; Technische achtergronden indicatorendigitale Balans van de Leefomgeving 2020. Wettelijke Onderzoekstaken Natuur & Milieu, WOt-technical report 214. Van Beek, J.G, R.F. van Rosmalen, B.F. van Tooren & P.C.van der Molen (2018), Werkwijze Monitoring en Beoordeling Natuurnetwerk en Natura 2000/PAS. Utrecht: BIJ12Dobben, H.F. van, R. Bobbink, D. Bal en A. van Hinsberg (2012). Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2397.Hoogerbrugge, R., et al.. (2021) Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland. Rapportage 2021. RIVM-rapport 2021-0068, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.
Opmerking
Provincies en terreinbeheerders hebben in de 'Werkwijze monitoring en beoordeling' (WMBN) vastgelegd hoe de milieucondities kunnen worden bepaald. Vooruitlopend op een eerste meting door de provincies, brengt deze indicator de huidige milieucondities wat betreft stikstofdepositie in beeld.De kaarten van 2005-2020 zijn opnieuw berekend ten opzichte van de vorige versie van deze indicator
Betrouwbaarheidscodering
C: Schatting, gebaseerd op een groot aantal (accurate) metingen; de representativiteit is grotendeels gewaarborgd

Archief van deze indicator

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Milieudruk door stikstofdepositie op landnatuur, 2020 (indicator 1592, versie 04,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.