Vegetatie in Natura 2000-gebieden, 1999-2020

Natuurgebieden die van oudsher grotendeels open zijn, zoals heide, half-natuurlijk grasland en open duin, zijn de afgelopen 20 jaar steeds meer met bomen en struiken bedekt geraakt. Dit geldt óók voor open Natura 2000-gebieden. De soortenrijkdom in open natuurgebieden neemt af, vooral die van kenmerkende soorten.

Ontwikkeling boom- en struikensoorten in open natuurgebieden

Heide, halfnatuurlijk grasland en open duin liggen grotendeels in natuurgebieden. Van nature gaat de vegetatie over in bos doordat er bomen en struiken verschijnen, maar terreinbeheerders gaan dat tegen om de verscheidenheid aan landschappen en soorten in stand te houden. Dat kan door regelmatig te maaien, grazers in te zetten en de jonge bomen en struiken te verwijderen. In Natura 2000-gebieden is dat extra belangrijk, omdat die aan Europese eisen moeten voldoen. Maar blijkbaar lukt het niet goed meer om verbossing en verstruiking in deze gebieden tegen te gaan.
Sinds 1999 is de verbossing en verstruiking van heide, halfnatuurlijk grasland en open duin toegenomen, ook in Natura 2000-gebieden. In de jaren 1999-2003 was 7 procent van de heide, halfnatuurlijk grasland en open duin in Natura 2000-gebieden bedekt met boom- en struiksoorten. In de jaren 2016-2019 is dit opgelopen tot bijna 12 procent.

Kenmerkende soorten

De veranderingen in de vegetatie gaan gepaard met een afname in het aantal soorten in de proefvlakken. Vooral het aantal soorten dat kenmerkend is voor open natuurgebieden neemt af (tabblad Soortenrijkdom). Het aantal kenmerkende soorten neemt af in zowel heide, halfnatuurlijke graslanden als droge duinen.

Oorzaken

Vermoedelijk winnen bomen en struiken in open natuurgebieden voornamelijk terrein vanwege natuurlijke successie, veranderingen in het beheer en stikstofdepositie. De stikstofdepositie daalt sinds 2005 niet meer (na eerdere afname in 1994-2005), en ligt momenteel nog steeds boven de zogenoemde kritische depositiewaarde (Van Dobben et al. 2012). Op veel plaatsen heeft begrazing met paarden en runderen de plaats ingenomen van maaien. Deze grote grazers houden vaak niet het gehele terrein kort, waardoor een deel in struweel kan veranderen.

Bronnen

  • H.F. van Dobben, R. Bobbink, D. Bal en A. van Hinsberg (2012). Overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op habitattypen en leefgebieden van Natura 2000. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2397.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Vegetatie in Natura 2000-gebieden
Omschrijving
Veranderingen in de vegetatie van heide, duinen en halfnatuurlijk grasland binnen Natura 2000-gebieden
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek
Berekeningswijze
Vanaf 1999 worden de ontwikkelingen in de vegetatie van een aantal begroeiingstypen onderzocht met behulp van het Landelijk Meetnet Flora. Daarin wordt in circa tienduizend vaste proefvlakken van ongeveer 25-50 m2 om de 3 á 4 jaar van elke plantensoort het bedekkingspercentage geschat (dat wil zeggen dat het percentage van de loodrechte projectie van een soort van het oppervlakte van het opnamevlak wordt geschat; als een soort de helft van het vlak inneemt, is het bedekkingspercentage dus 50%). Deze vegetatie-opnamen worden gemaakt door professionele veldmedewerkers. Door de opnamen in de tijd te vergelijken kunnen trends worden bepaald in de bedekking van soortgroepen en van afzonderlijke soorten. Er zijn inmiddels 6 meetronden achter de rug. De bedekkingspercentages van alle boom- en struiksoorten zijn opgeteld per vegetatieopname als maat voor verhouting: hieronder wordt de toename verstaan in de bedekkingsgraad van houtige plantensoorten, die uitgroeien tot bomen en struiken. Ook soorten in de zaailing- of kiemplantfase tellen hierin mee: dus ook jonge dennen, berken, vogelkers en zomereiken die zich nog in de kruidlaag bevinden, alvorens uit te groeien tot grotere planten die tot de struik- en boomlaag gerekend worden. Dwergstruiken zoals heide en kruipwilg zijn niet meegerekend bij de bomen en struiken. Meetpunten in duinbossen zijn niet meegenomen. In de analyse is overigens ook vastgesteld dat de daadwerkelijke struik- en boomlaag van deze houtige soorten qua bedekking is toegenomen in de periode 1999-2019.Het aantal soorten is bepaald door alle soorten per opname te tellen, maar zonder uitheemse soorten. Het aantal soorten betreft dus het aantal inheemse soorten. Om het aantal kenmerkende soorten in open natuurgebieden te tellen zijn alleen de soorten per opname meegerekend die vaker in open natuurgebieden (dat wil zeggen duinen, heide en halfnatuurlijke graslanden) voorkomen dan in bossen, moeras of agrarisch gebied. Er zijn verschillende methoden om de kenmerkendheid te bepalen; hier is gekozen voor de zogenaamde Indval-methode (Cáceres & Legendre, 2009).Trends in de gesommeerde bedekking van soortgroepen zijn berekend met een statistisch model met meetronde en meetlocatie-effecten en getoetst met behulp van een op bedekkingsgegevens toegespitste methode (betaregressie; zie Irvine et al. 2019). Trends in aantal soorten en aantal kenmerkende soorten zijn ook berekend met meetronde en meetlocatie-effecten in het model, maar getoetst met een methode die uitgaat van normaal verdeelde residuen.Alle berekeningen zijn uitgevoerd met JAGS (een Bayesiaanse methode) en R.
Basistabel
Zie Download data
Geografische verdeling
Heide, halfnatuurlijke graslanden en open duin in Natura 2000-gebieden.
Andere variabelen
Geen
Verschijningsfrequentie
Eens per vier jaar
Achtergrondliteratuur
Cáceres, M. de en P. Legendre (2009). Associations between species and groups of sites: indices and statistical inference. Ecology 90 (12): 3566-3574.CBS (2022). Meetprogramma's voor flora en fauna. Kwaliteitsrapportage NEM over 2021. CBS, Den Haag. Irvine, K.M., Wright, W.J., Shanahan, E.K en T.J. Rodhouse (2019). Cohesive framework for modelling plant cover class data. Methods in Ecology and Evolution 10: 1749-1760.
Opmerking
Betrouwbaarheidscodering
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
02
Bekijk meer Bekijk minder

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Vegetatie in Natura 2000-gebieden, 1999-2020 (indicator 1621, versie 02,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.