De figuur Trends van soorten van Vogelrichtlijn laat vier kolommen zien. De eerste twee betreffen de broedvogels, de volgende twee de niet-broedvogels. 
De eerste kolom van de broedvogels gaat over de periode 1990 tot en met 2022, de tweede over de periode 2011 tot en met 2022. De eerste periode wordt de lange termijn genoemd, de tweede periode de korte termijn. 
Bij niet-broedvogels is er ook een kolom voor dezelfde lange termijn, en een kolom voor de korte termijn en dat is daar de termijn 2010 tot en met 2021.
Binnen elk van de vier kolommen wordt aangegeven welk deel van de vogelrichtlijnsoorten een bepaalde trendwaardering heeft.
De trendwaardering kan zijn ‘sterke afname’, ‘matige afname’, ‘stabiel/onzeker’, ‘matige toename’ of ‘sterke toename’. Daarnaast is er nog de categorie ‘onvoldoende gegevens’. 

Hierna volgt voor de broedvogels een opsomming van de percentages van de soorten per trendwaarderingscategorie, met telkens het percentage voor de lange termijn versus dat voor de korte termijn.
Sterke toename: 13 versus 10
Matige toename: 37 versus 42
Stabiel/onzeker: 6 versus 23
Matige afneme: 36 versus 20
Sterke afname: 8 versus 6
Onvoldoende data: 0 versus 0
Het gaat in totaal om 190 broedvogelsoorten.

Tot slot volgt hierna voor de niet-broedvogels een opsomming van de percentages van de soorten per trendwaarderingscategorie, met telkens het percentage voor de lange termijn versus dat voor de korte termijn.
Sterke toename: 14 versus 1
Matige toename: 31 versus 21
Stabiel/onzeker: 20 versus 43
Matige afname: 20 versus 16
Sterke afname: 4 versus 6
Onvoldoende data: 12 versus 12
Het gaat in totaal om 81 niet-broedvogelsoorten.