Regionale economische groei, 2012

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De Nederlandse economie kromp in 2012 met 1,2%. Al vanaf het tweede kwartaal van 2011 bevindt Nederland zich in een periode van laagconjunctuur. Daarvoor was er een periode van herstel, na de historische krimp van 3,7% in 2009.

Nederlandse economie

In 2012 kromp de Nederlandse economie (bbp) met 1,2%. De grootste krimp vond plaats in de bouwnijverheid. Maar de groot- en detailhandel en de financiële instellingen die een grotere bijdrage leverde aan de Nederlandse economie hadden het ook zwaar te verduren. De belangrijkste bedrijfstak van de Nederlandse economie, de industrie, vertoonde een lichte krimp van 1%. Van de bedrijfstakken die een aanzienlijk aandeel hadden in de Nederlandse economie vertoonde alleen 'de gezondheidszorg' en de 'verhuur van en handel in onroerend goed' een bescheiden groei van respectievelijk 2 en 1,5%.

Groningen profiteert van de delfstoffenwinning

Regionaal ging het in 2012 vooral slecht in de provincies Noord-Brabant, Overijssel, Gelderland en Friesland. De economieën van deze provincies krompen met 1,5 à 1,7%. In al deze provincies is de industrie bovengemiddeld vertegenwoordigt. Bovendien had de industrie in deze regio's te kampen met een aanzienlijke krimp van 2%. Alleen de provincie Groningen groeide in 2012 licht, maar dit was louter te danken aan de gaswinning. Exclusief delfstoffenwinning kromp de economie van de provincie Groningen met 1,0 %. Wordt de delfstoffenwinning buiten beschouwing gelaten, dan deed Zeeland het met een krimp van 0,2% verreweg het minst slecht. Met name de chemie, die erg belangrijk is voor de Zeeuwse economie, deed het in 2012 goed. In Zeeuwsch-Vlaanderen is het voordeel van de chemie uitvergroot. Met een groei van ruim 3% is dit, naast overig Groningen (0,3%), de enige COROP-gebied die in 2012 groei vertoond.
Ook bezien over de hele periode 2010-2012 deed Groningen het, het best, met een gemiddelde groei van 2,2% per jaar. Ook hier zorgt de delfstoffenwinning echter voor een sterke vertekening: exclusief delfstoffenwinning kromp de economie van deze provincie jaarlijks met gemiddeld 0,5%. De delfstoffenwinning is goed voor 40% van de waarde die in de provincie Groningen wordt toegevoegd. Gezien het geringe nut dat de provincie van de aardgaswinning heeft in verhouding tot de toegevoegde waarde die ermee gepaard gaat, worden de provincies hierna vergeleken exclusief delfstoffenwinning. Flevoland heeft dankzij de vooruitgang in de groothandel, met 1,1% de hoogste groei. Van alle provincies doet Utrecht het na Groningen het slechtst, met een jaarlijks gemiddelde krimp van 0,3%. Deze krimp is te wijten aan de financiële instellingen. Het verschil met Gelderland is overigens gering. De economie van deze provincie kromp met 0,2% in de periode 2010-2012. Deze provincie werd negatief beïnvloedt door de krimp in de bouwnijverheid.

Openbaar bestuur beïnvloedt Den Haag

Door de krimp van het (landelijke) openbaar bestuur kende Den Haag (en omstreken) als enige van de vier grote steden krimp in de jaren 2010-2012. In Utrecht en omstreken was er een kleine groei. De agglomeraties Amsterdam en Rotterdam groeiden in 2010-2012 met 1,2 en 1% per jaar.

Relevante informatie

  • Meer informatie over de werkgelegenheid en de economie is te vinden bij het onderwerp [onderwerp=nl0037]
  • Meer gegevens over de regionale rekeningen is te vinden in de databank StatLine van het CBS.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Regionale economische groei, 2012
Omschrijving
Economische groei in dit artikel is de volumemutatie van het bruto binnenlands product (bbp) tegen marktprijzen. De Regionale economische jaarcijfers sluiten aan bij de Nationale rekeningen jaarcijfers.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Ilham Malkaoui
Berekeningswijze
Volumegroei van het bruto binnenlands product (bbp). Het bbp is het eindresultaat van de productieve activiteiten van de ingezeten productie-eenheden. Het is gelijk aan de toegevoegde waarde tegen basisprijzen van alle bedrijfsklassen samen, aangevuld met enkele transacties die niet naar bedrijfsklassen worden verdeeld. De toegevoegde waarde (basisprijzen) per bedrijfsklasse is gelijk aan het verschil tussen de productie (basis-prijzen) en het intermediair verbruik (aankoopprijzen). Het binnenlands product wordt gewaardeerd tegen marktprijzen.
De onverdeelde transacties betreffen het saldo van productgebonden belastingen en subsidies en het verschil toegerekende en afgedragen btw (belasting over de toegevoegde waarde). Het bbp is ook gelijk aan de waarde van het in Nederland gevormde inkomen.
Basistabel
Statlinetabel CBS (2014) Regionale rekeningen; economische groei.Statlinetabel CBS (2013) Regionale rekeningen; kerncijfers.
Geografische verdeling
Nederland, landsdelen, provincies, COROP-gebieden, COROP-plusgebieden.
Andere variabelen
Statlinetabel CBS (2014) Investeringen naar type.Statlinetabel CBS (2013) Investeringen naar bedrijfstakken.Statlinetabel CBS (2013) Productiestructuur.Statlinetabel CBS (2014) Transacties van de sector huishoudens.Statlinetabel CBS (2012) Regionale rekeningen vestigingsgrootte.
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks.
Achtergrondliteratuur
Zie voor de korte onderzoeksbeschrijving de toelichting van de regionale rekeningen op de website van het CBS.CBS (2013). De regionale economie 2012.
Betrouwbaarheidscodering
Het CBS beschrijft de gehele economie en daarvoor worden veel verschillende bronnen gebruikt.B/C. Schattingen gebaseerd op een groot aantal ((zeer) accurate) metingen, waarbij representativiteit van de gegevens vrijwel volledig dan wel grotendeels gewaarborgd is.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
05
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
04
versie‎
03
versie‎
02
versie‎
01

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Regionale economische groei, 2012 (indicator 2065, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.