Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2014

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De omvang van de Nederlandse veestapel heeft een vrij grillig verloop. Dit verloop wordt mede bepaald door nationale en Europese wet- en regelgeving. Daarnaast spelen de uitbraken van epidemieën onder de dieren een belangrijke rol.

Meer melkvee, steeds minder paarden

Het aantal runderen is sinds 1980 met een vijfde afgenomen. Het aantal runderen daalde van 5,2 miljoen in 1980 naar 3,7 miljoen in 2006, waarna het weer toenam tot 4,1 miljoen in 2014. De scherpe knik in 1984 valt samen met de invoering van de melkquota binnen de Europese Unie, waardoor het aantal melk- en kalfkoeien tussen 1984 en 2012 met 42% is gedaald tot 1,5 miljoen.
Van 2012 tot 2014 neemt het aantal melkkoeien met 6% toe tot 1,6 miljoen. Ook is er een toename van het jongvee voor de melkveehouderij. Het aantal stuks jongvee steeg van 2012 tot 2014 met 118 duizend naar 1,31 miljoen, een stijging van 10 procent. Hiermee speelden de melkveehouders in op de afschaffing van de melkquota op 1 april 2015.
Het aantal paarden dat gehuisvest is op een landbouwbedrijf is sinds 1980 verdubbeld. In 2014 was het aantal paarden op landbouwbedrijven 127.000. Een groot aantal paarden komt echter voor op andere bedrijven. Het totale aantal paarden in Nederland is niet nauwkeurig bekend, maar ligt volgens recente schattingen rond de 400.000.

Minder schapen, weer meer geiten

Als gevolg van de invoering van de melkquota in 1984 was een bedrijfsuitbreiding met melkkoeien veelal geen optie meer. Boeren zijn daarna meer schapen gaan houden en het aantal schapen is snel gaan stijgen. In 1992 kwamen de schapen onder de mestwetgeving te vallen en was er een lagere ooipremie waardoor het aantal schapen is gaan dalen. Met ingang van 2006 is de ooipremie, was bedoeld om houders van vlees- en melkschapen een inkomensondersteuning te geven bij ongunstige marktomstandigheden, geïntegreerd in de bedrijfstoeslagregeling. Als gevolg hiervan loopt het aantal schapen na 2007 snel terug. In 1980 waren er 0,9 miljoen schapen, het hoogste aantal van 2,0 miljoen werd in 1992 bereikt en in 2014 kwam het aantal uit op 1,0 miljoen.
In 1980 waren er maar een paar duizend geiten in Nederland. In de periode van 1980 tot 2009 is het aantal geiten enorm gestegen. Alleen rond 1992 was er van een afname sprake. Sinds 1992 vallen geiten onder de mestwetgeving. Het aantal geiten was in 2009 opgelopen tot bijna 375 duizend. In 2010 is als gevolg van de ruimingen in verband met de Q-koorts het aantal geiten gezakt tot ruim 350 duizend. In 2014 was het aantal weer toegenomen tot ruim 430 duizend.

Kippen en varkens weer in stijgende lijn

Het aantal kippen verloopt golvend met een stijgende trend. In 1980 waren er 81 miljoen kippen en in 2014 waren dat er 103 miljoen. De forse afname in 2003 is een gevolg van de vogelgriepepidemie. In het voorjaar van 2003 werden bijna 30 miljoen kippen geruimd. Het aantal vleeskuikens schommelt sinds 2003 rond de 44 miljoen. Het aantal leghennen heeft na 2003 een stijgende trend. In 2014 waren er 47 miljoen leghennen.
De varkensstapel bedroeg 10 miljoen in 1980. Het grootste aantal varkens was er in 1997 met 15 miljoen stuks. In februari 1997 was er een uitbraak van de varkenspest, waardoor de varkensstapel in een jaar tijd fors daalde. De jaren erna kenden een dalende trend tot 2004 als gevolg van factoren als marktontwikkelingen, de Wet herstructurering varkenshouderij en milieu- en dierwelzijnsmaatregelen. Op het dieptepunt in 2004 waren er iets meer dan 11 miljoen varkens. Sindsdien is de trend weer opgaand en in 2014 waren er ruim 12 miljoen varkens.

Mestproductie vooral door rundvee

In 2014 produceerde de Nederlandse veestapel 74,1 miljard kilogram mest, waarvan 79% voor rekening van het rundvee kwam. De bijdrage van de melk- en kalfkoeien aan de totale mestproductie kwam uit op 55%. De bijdrage van de varkens was 16% en de bijdrage van het pluimvee was 2%.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2014
Omschrijving
Index (2000 = 100) van de veestapel op landbouwbedrijven, waarbij zes categorieën worden onderscheiden: kippen, paarden, rundvee, schapen, geiten en varkens.
Verantwoordelijk instituut
Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)
Berekeningswijze
Zie CBS-Landbouwtelling voor algemene informatie.
Basistabel
Ontwikkeling van de veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2000:Landbouw; gemeente, 1980-2000.
Ontwikkeling van de veestapel op landbouwbedrijven, 2000-2014:Landbouw; gewassen, dieren en grondgebruik naar regio.
Meer data over de veestapel op landbouwbedrijven is beschikbaar in de spreadsheet bij de grafiek.
Geografische verdeling
Nederland
Andere variabelen
Gewassen, dieren en grondgebruik
Verschijningsfrequentie
Jaarlijks. De peildatum voor de veestapel is 1 april (van het referentiejaar).
Achtergrondliteratuur
Zie voor de methodenbeschrijving de tabeltoelichting van de landbouwtellingstabellen op StatLine
Opmerking
n.v.t.
Betrouwbaarheidscodering
A (Integrale waarneming)

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Ontwikkeling veestapel op landbouwbedrijven, 1980-2014 (indicator 2124, versie 06,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.