Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

De relevante begrippen en definities met betrekking tot bodemverontreiniging en bodemsaneringbeleid worden hier uitgelegd.

Bodemgebruikswaarden Saneringsdoelstelling voor stoffen (of stofgroepen) in de bodem waaronder het niveau van bodemverontreiniging bij het beoogde gebruik acceptabel is, maar waarbij gebruikswijziging tot een nieuwe beoordeling zal moeten leiden.
Diffuse bodembelasting Bodembelasting die zich uitstrekt over grote oppervlakten die relatief lichte verontreinigingen veroorzaakt (ordegrootte: 1 à 2 keer de streefwaarde). In enkele gevallen kan ook ernstige verontreiniging voorkomen.
'Ernstig geval' van bodemverontreiniging  Geval waarbij een interventiewaarde wordt overschreden, hierbij dienen tenminste maatregelen voor beheer te worden getroffen en de urgentie te worden vastgesteld.
Functiegericht saneren - algemeen Methode van saneren die na Beleidsvernieuwing Bodemsanering (BEVER) is toegestaan. Er blijft nog beheer nodig, bij gebruikswijzigingen volgt een nieuwe evaluatie. Functiegericht saneren kan zowel voor de bovengrond als voor de ondergrond worden uitgevoerd.
Functiegericht saneren - bovengrond Bij functiegericht saneren van de bovengrond wordt gereinigd tot acceptabel niveau voor het huidige bodemgebruik (leeflaag). De saneringsdoelstelling is hierbij gekoppeld aan de functie van de bodem, met onderscheid in vier clusters: wonen met moestuin, wonen met tuin, infrastructuur (verhardingen) en natuur en openbaar groen.
Functiegericht saneren - ondergrond  Bij functiegericht saneren van de ondergrond (dieper dan circa 2 meter) wordt onderscheid gemaakt in 'verontreiniging in een immobiele situatie' en 'verontreiniging in een mobiele situatie'. In het eerste geval wordt de ondergrond niet gereinigd, omdat verspreiding en blootstelling beperkt zijn. Bij de mobiele verontreiniging daarentegen is het uitgangspunt een zo volledig mogelijke verwijdering van de verontreiniging met daarbij tenminste het bereiken van een 'stabiele eindsituatie'. Dit mag maximaal 30 jaar duren. De periode is zo lang om kosteneffectieve technieken in te kunnen zetten.
Interventiewaarden  Waarden voor het verontreinigingsniveau per stof of stofgroep waarboven de functionele eigenschappen van de bodem voor mens, dier en plant ernstig zijn verminderd (of dreigen te worden verminderd).
Isoleren met eeuwigdurende nazorg  Deze techniek wordt toegepast als de andere saneringsmethoden onmogelijk of extreem duur zijn (bij de kostencalculatie wordt wel een financiële voorziening voor de nazorg meegerekend). Voor grote locaties vaak de enig haalbare oplossing.
ISV Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing in het kader van de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv), in dit verband met name het deel dat voor bodemonderzoek en bodemsanering wordt gebruikt.
Multifunctioneel saneren Dit betekent dat na de sanering de bodem volledig is gereinigd en dat vervolgens elke soort bodemgebruik weer mogelijk is en geen aanvullend beheer of nazorg nodig is. Bij kleine locaties heeft multifunctioneel saneren vaak de voorkeur omdat daarmee het probleem blijvend is opgelost en ook de kosten te overzien zijn.
Nader Onderzoek Met het Nader Onderzoek wordt de ernst van de verontreiniging, de omvang, en de saneringsurgentie vastgesteld. Daarna wordt een saneringsplan gemaakt waarna de Bevoegde Overheid een beschikking tot sanering afgeeft.
'Nieuw geval' van bodemverontreiniging Geval waarbij de bodemverontreiniging geheel of grotendeels na 1987 is ontstaan. In 1987 is de zorgplicht in de Wet bodembescherming opgenomen, die inhoudt dat nieuwe gevallen van bodemverontreiniging terstond ongedaan dienen te worden gemaakt.
Oriënterend Onderzoek Het Oriënterend Onderzoek is het eerste daadwerkelijke bodemonderzoek op verdachte locaties. Met dit onderzoek wordt vastgesteld of de mate van verontreiniging reden geeft voor een vervolgonderzoek.
Streefwaarden  Waarden voor gehalten van stoffen (of stofgroepen) in de bodem waaronder sprake is van een goede milieukwaliteit en verwaarloosbare risico's voor mens en ecosysteem.
'Urgent (te saneren) geval' van bodemverontreiniging Geval dat gesaneerd dient te worden nadat met de urgentiesystematiek is gebleken dat het milieuhygiënisch urgent is, of waarvoor om maatschappelijke redenen een beschikking van urgentie is afgegeven. Hierbij wordt een tijdstip vastgesteld waarvoor de sanering moet worden opgestart.
Wbb-budget Budget dat door VROM in het kader van de Wet bodembescherming (Wbb) aan de bevoegde overheden wordt verstrekt voor de aanpak van gevallen van bodemverontreiniging waarvoor geen particulier initiatief wordt verwacht.
   
Bron: VROM, 2000, 2001; Regiegroep Bever, 2001

Bronnen

Relevante informatie

  • Meer informatie over bodemverontreiniging is te vinden op de site van het Ministerie van VROM, IPO en RIVM (Monibosa) en het bodemloket.
  • NN (1995-2002) Leidraad Bodembescherming. SDU, Den Haag.
  • VROM (1999) Handleiding afwegingsproces saneringsdoelstelling. Ministerie van VROM, Sdu Den Haag.
  • VROM/RIVM (2002) Jaarverslag bodemsanering over 2001, de monitoringsrapportage, Ministerie van VROM/RIVM, Den Haag/Bilthoven.
  • VROM/RIVM (2003) Jaarverslag bodemsanering over 2002, de monitoringsrapportage, Ministerie van VROM/RIVM, Den Haag/Bilthoven.
  • EEA (1999). Management of contaminated sites in Western Europe, European Environment Agency Topic Report No. 13/1999.
  • COM (2002). Naar een thematische strategie inzake bodembescherming, Mededeling van de Commissie van de Europese gemeenschappen, Brussel COM(2002) 179 definitief.

Technische toelichting

Naam van het gegeven
-
Omschrijving
-
Verantwoordelijk instituut
-
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
-
Verschijningsfrequentie
-
Betrouwbaarheidscodering
-

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Bodemverontreiniging en bodemsanering: begrippen en definities (indicator 0260, versie 04,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.