Radonconcentraties in woningen, 1950-2010

U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link bekijken.

De radonconcentratie in recent gebouwde woningen is met 13,5 Bq/m3 lager dan voorheen geschat. De thoronconcentratie is waarschijnlijk hoger dan gedacht. Thoron is een andere radioactieve isotoop van radon.

Gewijzigde inzichten in de stralingsbelasting in woningen

De inzichten over de stralingsbelasting in de woning zijn door recent onderzoek gewijzigd (Bader et al., 2010). In het verleden is een stijging van de radonconcentratie gerapporteerd in woningen die na 1970 zijn gebouwd. Het is waarschijnlijk dat die stijging voor een belangrijk deel aan de thoronconcentratie moet worden toegeschreven. Een goede inschatting van de bijdrage van thoron aan de stralingsbelasting is nu nog niet mogelijk (Blaauboer, 2010). In een nieuwe survey worden de radon en de thoronconcentratie apart gemeten. Een toename van de stralingsbelasting in woningen van na 1970 lijkt echter nog steeds zeer aannemelijk. Ten opzichte van vrijwel alle omringende landen heeft Nederland lage radonconcentraties vanwege de gunstige samenstelling van de bodem.

Wat is radon en thoron?

Radon (222Rn) en thoron (220Rn) ontstaan uit radium dat van nature in de bodem aanwezig is. Het is één van de radionucliden in een hele keten, maar omdat het element radon een edelgas is, kan het vrijkomen uit de bodem of uit de bouwmaterialen die met bodemmateriaal zijn gemaakt. Radongas kan via de kruipruimte en vanuit minerale bouwmaterialen als beton, cellenbeton, kalkzandsteen en stucgips in de woning terecht komen. In Nederland blijken daarbij vooral de bouwmaterialen van belang (Stoop et al., 1998; Bader et al., 2010), omdat uit de Nederlandse bodems weinig radon vrijkomt. Het verval van radon leidt tot vervalproducten die zelf ook radioactief zijn. Dit zijn veelal zware metalen die zich gemakkelijk hechten aan stofdeeltjes die kunnen worden ingeademd en dan in de longen terecht komen waar ze zorgen voor een stralingsdosis.

Effecten van radon op de volksgezondheid

De lage doses die we in het dagelijkse leven door inademing van radon ontvangen, dragen bij aan een verhoging van de kans om kanker te krijgen. Zo leidt de blootstelling aan (de vervalproducten van) radon/thoron in het binnenmilieu tot een geschat extra sterfterisico door longkanker van 100-1200 gevallen per jaar (Gezondheidsraad, 2000).

Naast inademing van radon- en thoronvervalproducten vindt in de woning ook externe bestraling plaats vanuit bodem en bouwmaterialen (Bader et al., 2010). Alles bijeen wordt in Nederland naar schatting circa 40% van de stralingsbelasting binnenshuis opgelopen (Bader et al., 2010). Radon en thoron dragen gezamenlijk voor ongeveer een kwart bij aan de totale stralingsdosis die Nederlanders ontvangen.

Radonbeleid

Beleidsvoornemen van de rijksoverheid is de gemiddelde radonconcentratie en de bijdrage aan de dosis door externe straling binnenshuis te handhaven op het huidige niveau. In eerste instantie was hiervoor de stralingsprestatienorm ontwikkeld (Van der Graaf et al., 2001). Deze legt voor nieuwbouwwoningen een maximum vast voor de blootstelling van de bewoner aan straling afkomstig van bouwmaterialen en radon. Deze norm is echter verlaten en vervangen door een tiental afspraken met de bouwwereld. De belangrijkste zijn:

  • Een 'standstill' van straling in de woning (door zowel radoninhalatie als externe straling van bouwmaterialen).
  • Een resultaatverplichting om bouwmaterialen periodiek te onderzoeken op hun bijdrage aan de dosis door externe straling.
  • Ontwikkelen van methoden om exhalatie van radon te verminderen.
  • Stimuleren van succesrijke ventilatiesystemen.
  • Bevorderen dat bewoners hun woning effectief ventileren (Postbus 51).

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Radonconcentraties in woningen
Omschrijving
Gemeten radon (en thoron) concentratie in Nederlandse woningen per bouwjaar
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. Auteur: Roelf Blaauboer
Berekeningswijze
De grafiek toont de gemeten radon (en thoron) concentratie in Nederlandse woningen per bouwjaar tijdens de eerste, tweede en derde survey. De punten geven voor elke survey de gemeten waarden. De getrokken dikke lijn is het vijfjarig lopende gemiddelde van die meetpunten per survey. Het ingekleurde gebied beslaat de meetwaarden plus of min een standaarddeviatie voor alle woningen in Nederland. Dat landelijke gemiddelde tot 2004 is gebaseerd op metingen.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
Onregelmatig
Achtergrondliteratuur
Bader S, SAJ Dekkers en RO Blaauboer (2010). Stralingsbelasting in Nederlandse nieuwbouwwoningen: Eindrapport ventilatie- en radononderzoek. RIVM rapport 610790009, RIVM, BilthovenBlaauboer RO (2010). Meting van 220Rn en consequenties voor eerdere 222Rn surveys, RIVM rapport 610790011. RIVM, Bilthoven
Opmerking
Bij de derde survey werd duidelijk dat in de voorgaande surveys radondetectoren zijn gebruikt die naast radon ook thoron hebben gemeten, en bovendien thoron als radon hebben geregistreerd. De detector die in de derde survey is gebruikt meet alleen radon. Uit het verschil tussen de resultaten van de tweede en derde survey blijkt een niet te onderschatten bijdrage van thoron. Dit doet vermoeden dat de rol van thoron in de stralingsbelasting in Nederlandse woningen waarschijnlijk groter is dan steeds werd gedacht.

Voor recentere jaren zijn voor radon (222Rn) geen sterke afwijkingen van de concentraties tijdens de derde survey te verwachten. Voor thoron (220Rn) moet dit nog nader worden vastgesteld.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
09
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Radonconcentraties in woningen, 1950-2010 (indicator 0312, versie 08,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.