Voortgang bodemsanering, 2000-2008

U bekijkt op dit moment een archiefversie van een afgesloten indicator. De actuele indicatorversie met de reden voor het afsluiten, kunt u via deze link bekijken.

Het aantal uitgevoerde bodemsaneringen vertoont de laatste jaren een stijgende lijn, maar in 2008 is die trend enigszins afgevlakt. Door de aanpak van de geïnventariseerde locaties van het Landsdekkend beeld vertoonde het aantal Historische Onderzoeken een piek in 2007 en namen de Oriënterende Onderzoeken en BUS-meldingen sterk toe in 2008.

Aantal afgesloten saneringen licht toegenomen in 2008

  • In 2008 zijn 1.665 bodemsaneringen afgesloten (inclusief BUS). Dat was ongeveer 1% meer dan in 2007. De sterke toename van eerdere jaren is in 2008 dus iets afgevlakt.
  • Het aantal BUS-saneringen in 2008 bedroeg 826. In 2006 en 2007 waren dat er respectievelijk 64 en 224. Het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) is in 2006 in werking getreden. Met deze regeling, bedoeld voor kleinschalige routinematige saneringen, kunnen onderzoek en sanering langs een versnelde en goed gecontroleerde route worden afgerond. Daardoor geeft bodemverontreiniging minder stagnatie bij bouwprojecten.
  • In 2008 werden landelijk ongeveer 30% van de saneringen uitgevoerd op (potentiële) spoedlocaties.

Getrapte uitvoering van bodemsaneringsonderzoek

Het onderzoek van locaties met (potentieel) ernstige bodemverontreiniging wordt getrapt uitgevoerd, om onnodig uitgebreid onderzoek te voorkomen. Er wordt begonnen met een Historisch Onderzoek (HO) op basis van archieven. Indien het HO daar aanleiding toe geeft volgt het Oriënterend Onderzoek (OO), waarbij de aard van de verontreiniging aan de hand van een beperkt aantal grondmonsters wordt onderzocht. Bij de volgende stap, het Nader Onderzoek (NO), wordt de bodem uitgebreider onderzocht en wordt de ernst, omvang en de spoedeisendheid van de verontreiniging vastgesteld. Wanneer de verontreiniging ernstig is, schrijft het Bevoegd Gezag Wbb (Wet bodembescherming) een beschikking met saneringsverplichting, al dan niet met de kwalificatie 'spoedeisend' (niet aanvaardbare risico's bij huidig gebruik), gevolgd door een beschikking op het saneringsplan.
Bij een eenvoudige sanering kan na onderzoek worden volstaan met een BUS-melding in plaats van de genoemde beschikkingen. Deze melding moet ter goedkeuring worden overlegd aan het Bevoegd Gezag Wbb. Na toestemming kan de sanering vijf weken na het indienen van het meldingsformulier van start gaan.

Aantal Historische, Oriënterende en Nadere Onderzoeken in 2008

  • Historische Onderzoeken: in 2008 werden 7.358 Historische Onderzoeken (HO) uitgevoerd. Dit is een aanzienlijk lager aantal dan in 2007 (10.500), maar wel hoger dan in de periode 2004-2006. De piek in 2007 van het aantal Historische Onderzoeken geeft een enigszins vertekend beeld. Van deze onderzoeken hadden er 4.000 betrekking op de categorie 'slootdempingen met onbekend materiaal' in de provincie Groningen. In 99,9% van deze onderzoeken was de conclusie 'niet vervuild'. Naar aanleiding daarvan is besloten om deze categorie niet meer systematisch te onderzoeken en te verwijderen uit de landelijke werkvoorraad. Dit verklaart de piek in 2007 en het lagere aantal in 2008.
  • Oriënterende Onderzoeken: het aantal Oriënterende Onderzoeken bedroeg 5.483 in 2008, een stijging van 46% ten opzichte van 2007.
  • Nadere Onderzoeken: in 2008 werden 1.298 Nadere Onderzoeken uitgevoerd. Dat is circa 6% lager dan in 2007. De daling van het aantal NO's kan worden verklaard uit de toename van het aantal BUS-meldingen. Het aantal BUS-meldingen in 2006, 2007 en 2008 bedroeg respectievelijk 805, 1377 en 1660.
  • Spoedlocaties: Het percentage (potentiële) spoedlocaties binnen de HO's, OO's en NO's bedroeg landelijk in 2008 respectievelijk 34%, 26% en 32%. Het merendeel van de locaties wordt gesaneerd voor het beoogde gebruik (bij bouw en herinrichting).

Hoeveel moet er nog gesaneerd worden?

De huidige werkvoorraad bodemsanering (situatie eind 2008) omvat 265.000 locaties met (potentieel) ernstige bodemverontreiniging. Een screening door de provincies en gemeenten leverde ongeveer 16.000 potentiële spoedlocaties op. Om de daadwerkelijke spoedlocaties te identificeren worden de potentiële spoedlocaties verder onderzocht. Naar schatting leidt dit voor 10% van de onderzochte locaties tot spoed op basis van humane risico's. Als ook verspreidings- en ecologische risico's worden meegenomen leidt dit voor 30-40% van de onderzochte locaties tot spoed. Overigens spelen de verspreidingsrisico's hierbij de hoofdrol.

Beleidsdoelen bodemsanering

  • Eind 2010 dient er een landelijk overzicht te zijn van de humane spoedlocaties. Uiterlijk in 2015 zullen op deze locaties de noodzakelijk saneringsmaatregelen, dan wel tijdelijke beveiligingsmaatregelen genomen zijn waarmee de risico's afdoende zijn beheerst;
  • Voor de spoedlocaties waar sprake is van overige risico's (verspreiding en ecologie) dient er eind 2015 een overzicht gereed te zijn waarin per locatie wordt aangegeven welke maatregelen zijn genomen (of zijn voorzien) om risico's weg te nemen.
  • De niet-spoedlocaties zullen worden aangepakt in samenhang met marktdynamiek, uitvoering van bouwplannen en de herinrichting van gebieden. Dit zal tenminste tot 2030 door het Rijk worden ondersteund.
  • Het optreden van spoed hangt af van het bodemgebruik. Dit kan bij een latere herinrichting veranderen. Door het toepassen van efficiëntere procedures, zoals het Besluit Uniforme Saneringen (BUS) en het project Modulaire Opbouw Saneringen (MOS), tracht men de snelheid waarmee het aantal onderzoeken en saneringen wordt uitgevoerd te verhogen.

Financiële voortgang bodemsanering in 2008

De totale bodemsaneringsoperatie kostte €371 miljoen in 2008 (uitgaven door overheid en derden). Dat is 4% minder dan in 2007. In 2008 werd 17% van het totale bedrag uitgegeven aan onderzoek en 83% aan saneringen (33% overheid en 50% derden). Aan nazorg werd totaal 0,03% besteed. De multiplier (verhouding tussen totale uitgaven en de uitgaven van de overheid) bedroeg 2,2.

Het totaalbedrag voor de sanering van land- en waterbodems van 1981 tot en met 2008 bedraagt ongeveer €5,8 miljard. Het aandeel van de overheid hierbij is circa €3,8 miljard, inclusief 5 à 10% voor de sanering van waterbodems (regionale wateren). De helft van het overheidsgeld is besteed aan projectfinanciering (grote locaties), de andere helft aan budgetfinanciering ten behoeve van de meer routinematige aanpak van kleinere locaties door gemeenten en provincies. Door diverse marktpartijen is in dezelfde periode naar schatting €2,0 miljard besteed aan bodemonderzoek en -sanering (Saneringen in Eigen Beheer - SEB).

Bronnen

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Voortgang bodemsanering
Omschrijving
Aantal uitgevoerde bodemsaneringen, onderzoek en kosten van de bodemsaneringen
Verantwoordelijk instituut
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Bilthoven
Berekeningswijze
-
Basistabel
-
Geografische verdeling
Nederland
Verschijningsfrequentie
jaarlijks
Achtergrondliteratuur
VROM/RIVM (2009). Jaarverslag bodemsanering over 2008 - Een rapportage van de bevoegde overheden bodemsanering, Ministerie van VROM/RIVM, Den Haag/Bilthoven.
Betrouwbaarheidscodering
-

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
10
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
09
versie‎
08
versie‎
07
versie‎
06
versie‎
05
versie‎
04
versie‎
03

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Voortgang bodemsanering, 2000-2008 (indicator 0409, versie 09,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.