Verlichting in de nacht

U bekijkt op dit moment een afgesloten indicator. Deze indicator wordt niet meer bijgewerkt. De reden hiervoor staat hieronder vermeld. De archiefversies van deze indicator (indien aanwezig) zijn nog wel beschikbaar.

Deze indicator wordt niet meer geactualiseerd.


Informatie over nachtelijke verlichting is te vinden op de volgende website:

Vooral in de sterk verstedelijkte gebieden is er 's nachts geen natuurlijke duisternis meer.

Meeste lichtuitstraling bij grote steden en kassengebied

Het grote aantal lampen overstraalt grote delen van ons land. De sterrenhemel is daardoor ernstig verbleekt, zelfs in maanloze nachten. De meeste lichtuitstraling is te zien bij de grote steden. Maar ook de kleinere plaatsen met hun verlichte sportvelden en opvallende gebouwen, de havens en grote industrieterreinen en de verlichte grote wegen dragen aan het gebrek aan duisternis bij. Een overheersende uitstraling is die van de vele kassen. Het ontbreken van de natuurlijke duisternis van de nacht wordt door velen negatief gewaardeerd.

Nachtelijke verlichting en lichtvervuiling

Wanneer leidt nachtelijke verlichting tot lichtvervuiling? We spreken van lichtvervuiling als kunstmatige nachtelijke verlichting negatieve gevolgen heeft voor mens, plant of dier. Verlichting in de avond en nacht maakt het mogelijk dat wij langer actief kunnen zijn (sporten, uitgaan) en draagt bij aan de verkeers- en sociale veiligheid. Veel planten en dieren, en ook de mens, hebben echter ook donkerte nodig. Veel fysiologische processen zijn hierop ingesteld. Lange tijd was er alleen aandacht voor de positieve effecten van nachtelijke verlichting. De negatieve effecten voor mens, plant en dier, evenals het energieverbruik van al deze verlichting, beginnen echter steeds meer aandacht te krijgen (bron: RIVM).

Provinciaal beleid

De provincie bepaalt zelf wat provinciaal belang is en of zij beleid willen ontwikkelen. Dit gebeurt zoveel mogelijk in afstemming met de gemeenten en het Rijk. Wat betreft lichtvervuiling en donkertebescherming zijn er sterke argumenten om dit onderwerp te definiëren als zijnde provinciaal belang. Het gaat hier immers om een complex onderwerp, waarvoor de provincie het meest geëigende schaalniveau is. Provincies zijn al langere tijd met lichtvervuiling en donkertebescherming bezig. Zo hebben zij het "Handboek Licht/Donker" uitgegeven met hierin beleids- en uitvoeringsinstrumenten voor provincies. In opdracht van de provincies is ook het beleidsondersteunend rekenmodel IPOLicht voor hemelhelderheid en horizonvervuiling ontwikkeld (Monitorportaal, 2011).

De verstoring door licht in het donker is echter niet opgenomen in de belevingskaart in het Compendium.

Relevante informatie

Technische toelichting

Naam van het gegeven
Lichtemissie Nederland 2006
Omschrijving
Lichtemissie van Nederland bepaalt uit satellietgegevens, bewerkt om een wereldkaart van de nachtelijke lichtemissie te maken. National Geophysical Data Centre van NOAA heeft dit gedaan voor het jaar 2006. Het RIVM heeft hieruit een uitsnede voor Nederland gemaakt.
Verantwoordelijk instituut
RIVM, data van National Geophysical Data Centre van NOAA
Berekeningswijze
Satellietinstrument DMSP-OLSHet Defense Meteorological Satellite Program - Operational Linescan System (DMSP-OLS) instrument meet sinds 1992 de nachtelijke verlichting van de wereld. Het instrument heeft als doel de wolkenverdeling te monitoren. 's Nachts wordt het visuele kanaal versterkt voor de detectie van maanverlichte wolken. Deze versterking is variabel en is geoptimaliseerd voor een zo groot mogelijk contrast. Bij afwezigheid van wolken en maan meet het instrument de nachtelijke verlichting van de aarde.Hoe is de lichtemissie kaart gemaakt?Aangezien bovenstaand instrument niet ontworpen is voor het monitoren van nachtelijke verlichting heeft het de volgende nadelen: het instrument is ongekalibreerd, meet meestal met een lage ruimtelijke resolutie van 2,7 km2 en heeft een beperkt aantal van 64 intensiteitniveaus. Voor het maken van de gekalibreerde lichtemissie kaart voor het jaar 2006 zijn daarom aantal bijzondere bewerkingen gedaan. Op verzoek van het National Geophysical Data Centre van NOAA heeft DMSP-OLS gedurende bepaalde perioden met meerdere vaste versterkingsfactoren en een hogere ruimtelijke resolutie gemeten. Dit, samen met de kalibratie vóór lancering en een uitgebreide analysemethode, heeft het mogelijk gemaakt om toch een gekalibreerde lichtemissie kaart te maken. De data voor 2006 is afkomstig van satellietnummer F16 van het DMSP-OLS programma en deze vloog in 2006 iedere nacht kort voor middernacht boven Nederland.Kan de trend in lichtemissie gemonitord worden?Het antwoord is vooralsnog "nee". Bovenstaande bewerkingen zijn zeer complex en allereerst afhankelijk van de speciale metingen die gedaan zijn. Deze metingen zijn alleen uitgevoerd in 1996/97, 1999, 2000, 2003, 2006 en 2010. Daarnaast is het op dit moment niet mogelijk om het verloop in de gevoeligheid van de detector te bepalen. Dit zorgt ervoor dat een absolute kalibratie niet mogelijk is. Hoewel er in de toekomst dus waarschijnlijk gekalibreerde lichtemissie kaarten voor andere jaren beschikbaar komen, is het nog maar de vraag hoe goed deze onderling te vergelijken zijn. Voor goede monitoring van de nachtelijke lichtemissie blijven we afhankelijk van toekomstige satellietmissies, waarvan de eerste op 25 oktober 2011 gelanceerd is. Het gaat om het Visible-Infrared Imager-Radiometer Suite (VIIRS) instrument op de satelliet NPP (NPOESS Preperatory Project), waarbij NPOESS dan weer staat voor National Polar Orbitting Environmental Satellite System.
Basistabel
-
Geografische verdeling
Grid ca. 685 x 685 meter
Verschijningsfrequentie
Onregelmatig
Betrouwbaarheidscodering
Satellietwaarnemingen.

Archief van deze indicator

Actuele versie
versie‎
03
Bekijk meer Bekijk minder
versie‎
02

Referentie van deze webpagina

CBS, PBL, RIVM, WUR (2024). Verlichting in de nacht (indicator 1030, versie 03,

) www.clo.nl. Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), Den Haag; PBL Planbureau voor de Leefomgeving, Den Haag; RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven; en Wageningen University and Research, Wageningen.